61ER-010
U weet niet hoe u printerpoorten moet configureren
Met behulp van de volgende procedure kunt u printerpoorten configureren.
Er kunnen afdrukfouten optreden wanneer het IP-adres van de machine is gewijzigd of wanneer er een printer is toegevoegd via de printermap van Windows. Deze fouten zijn meestal het gevolg van onjuiste printerpoortinstellingen. Zo kan er een onjuist poortnummer of type poort zijn opgegeven. In dergelijke situaties mislukt het afdrukken omdat de documentgegevens niet aankomen op de machine. U kunt dit type probleem oplossen door de printerpoortinstellingen te configureren op de computer.
BELANGRIJK
Om de onderstaande procedure uit te voeren, moet u zich bij de computer aanmelden met een beheerdersaccount.
1
2
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het stuurprogramma voor dit apparaat en klik op [Eigenschappen van printer] of [Eigenschappen].
3
Klik op het tabblad [Poorten] en configureer de vereiste instellingen.
Een poort toevoegen

Als u het IP-adres van het apparaat hebt veranderd of als u een verkeerde poort hebt geselecteerd bij het installeren van stuurprogramma's, voeg dan een nieuwe poort toe.
1
Klik op [Poort toevoegen].
2
Selecteer [Standaard TCP/IP-poort] in [Beschikbare poorttypen] en klik op [Nieuwe poort].
3
Klik op [Volgende].
4
Voer het IP-adres of de DNS-naam van het apparaat in en klik op [Volgende].
De [Poortnaam] wordt automatisch ingevoerd. Indien nodig, kunt u deze veranderen.
OPMERKING
Als het volgende scherm verschijnt, volg dan de aanwijzingen op het scherm.
*Als u het [Apparaattype] selecteert, selecteer dan [Canon Network Printing Device with P9100] onder [Standaard].
5
Klik op [Voltooien].
6
Klik op [Sluiten].
Het poorttype veranderen

Als het afdrukprotocol (LPD of RAW) aan de apparaatzijde is veranderd, moeten de bijbehorende instellingen op de computer ook worden geconfigureerd. Deze handeling is niet nodig voor WSD poorten.
1
Klik op [Poort configureren].
2
Onder [Protocol] selecteert u [Raw] of [LPR].
Als u [LPR] hebt geselecteerd, voer dan ‘lp’ in in [Wachtrijnaam].
3
Klik op [OK].
OPMERKING
Om het afdrukprotocol op IPP of IPPS in te stellen, installeert u het printerstuurprogramma door de IPP-poort op te geven.
Als u op het apparaat een ander afdrukprotocol wilt kiezen:
Een poort verwijderen

1
Selecteer de poort die u wilt verwijderen en klik op [Poort verwijderen].
OPMERKING
Een poort die u momenteel gebruikt, kunt u niet verwijderen. U moet dan eerst een nieuw te gebruiken poort op het apparaat selecteren

klik op [Toepassen], en verwijder de poort dan.
2
Klik op [OK].
4
Klik op [Sluiten].