LDAP-servers registreren
|
|
Als er een LDAP-server is geïmplementeerd in het netwerk, kunt u faxnummers en e-mailadressen zoeken op de server. Deze nummers en adressen kunt u vervolgens als bestemmingen opgeven of in het adresboek opslaan. NB. als de authenticatie voor de zendfunctie ( LDAP-Server-authenticatie ) is ingeschakeld, moet u de server die wordt gebruikt voor authenticatie, registreren. U kunt maximaal vijf LDAP-servers registreren op het apparaat, elk voor zoeken en authenticatie. Registreer LDAP-servers via de UI op afstand.
|
|
LDAP-servers die worden ondersteund door het apparaat zijn Windows Server 2003/Server 2008/Server 2012 Active Directory.
Het apparaat communiceert met LDAP-servers via LDAPv3.
UTF-8 is de ondersteunde tekencodering die wordt gebruikt bij het uitwisselen van tekstgegevens tussen het apparaat en een LDAP-server.
|
1
Start de UI op afstand en meld u in de systeembeheerdersmodus aan.
De UI op afstand starten
2
Klik op [Instellingen/registratie].
3
Klik op [Netwerkinstellingen]
![](./images/book_images/pubnumbers/USRMA-0345/b_key_arrow_right.gif)
[LDAP-serverinstellingen].
4
Klik op [Nieuwe server registreren] voor [LDAP-server (voor zoeken)] of [LDAP-server (voor authenticatie)].
LDAP-serverregistratie wordt gescheiden, met registratie voor zoeken ofwel voor verifiëren. Als u een LDAP-server wilt gebruiken voor het zoeken naar fax- en e-mailbestemmingen, register de server dan voor zoeken, en als u de server wilt gebruiken voor het verifiëren van verzenden van e-mail of faxen, registreer de server dan voor verifiëren.
Geregistreerde server-informatie bewerken
Klik op de tekstlink onder [Servernaam] voor het bewerkingsscherm.
Geregistreerde server-informatie wissen
Klik op [Verwijderen] rechts van de naam van de server die u wilt wissen
![](./images/book_images/pubnumbers/USRMA-0345/b_key_arrow_right.gif)
klik op [OK].
5
Registreer de LDAP-server.
Registreer de server die wordt gebruikt voor zoekopdrachten ![](./images/global_images/1T0002134966/g_ne_toggle_open.gif)
Registreer de server voor het zoeken naar fax- en e-mail-bestemmingen.
[Servernaam]
Gebruik maximaal 24 alfanumerieke tekens voor de naam van de LDAP-server.
[Serveradres]
Typ het IP-adres van de LDAP-server of voer maximaal 47 alfanumerieke tekens in voor de hostnaam van de server (voorbeeld: ldap.voorbeeld.com).
[Serveradres] en DNS
Let op de volgende punten om fouten te voorkomen bij het zoeken naar bestemmingen:
Als de hostnaam is opgegeven bij [Serveradres], moet er een DNS-server beschikbaar zijn in het netwerk.
Als het IP-adres is opgegeven bij [Serveradres], controleert u of de DNS-server alleen forward lookup ondersteunt. Als dat het geval is, selecteert u [Niet gebruiken] of [Gebruik] bij [Inloggegevens]. Als u [Gebruik (beveiligingsauthenticatie)] selecteert, controleer dan eerst of de DNS-server reverse lookup ondersteunt.
[Beginpositie voor zoeken]
Geef het knooppunt in de mapstructuur op waarbij u wilt beginnen met zoeken. Als u niets invoert, wordt er gezocht vanaf een willekeurig knooppunt dat automatisch wordt geselecteerd.
Afhankelijk van het type tekens dat u gebruikt, kunt u maximaal 120 tekens invoeren.
Als u het knooppunt gaat opgeven, typt u "DC=", gevolgd door een hostnaam (een met punten gescheiden tekenreeks in de Active Directory-domeinnaam). Plaats tussen de vermeldingen een komma. Als de domeinnaam bijvoorbeeld "jan.voorbeeld.com" is, typt u "DC=jan,DC=voorbeeld,DC=com".
[Poortnummer]
Voer het poortnummer in dat wordt gebruikt voor communicatie met de LDAP-server.
[Time-out bij zoeken]
Geef aan hoe lang het apparaat moet zoeken. Voer een waarde in tussen 30 en 300 seconden.
[Inloggegevens]
Selecteer [Niet gebruiken], [Gebruik] of [Gebruik (beveiligingsauthenticatie)], afhankelijk van het type verificatie dat wordt gebruikt door de LDAP-server. Als [Gebruik] of [Gebruik (beveiligingsauthenticatie)] is geselecteerd, moet u een gebruikersnaam en wachtwoord opgeven.
[Niet gebruiken]
|
Met deze optie wordt de machine niet geverifieerd met behulp van de aanmeldingsgegevens.
|
[Gebruik]
|
Met deze optie wordt de machine geverifieerd met behulp van de aanmeldingsgegevens.
|
[Gebruik (beveiligingsauthenticatie)]
|
Selecteer deze optie om gegevens afkomstig van Kerberos, een netwerkverificatieprotocol, te gebruiken voor het verificatiewachtwoord. Als deze instelling is geselecteerd, moet de klok van de machine worden gesynchroniseerd met die van de LDAP-server.
|
[Authenticatiescherm weergeven tijdens zoeken]
Selecteer het selectievakje en vraag de gebruiker de gebruikersnaam en het wachtwoord in te voeren wanneer zoeken wordt aangevraagd. Als het selectievakje [Dezelfde authenticatiegegevens als toen verzending werd gestart] is geselecteerd, worden de gebruikersnaam en het wachtwoord die worden gebruikt voor authenticatie voor het verzenden van faxen of scans, hier ook gebruikt. Als het selectievakje niet is uitgeschakeld, wordt voor de authenticatie informatie gebruikt die is ingevoerd in [Gebruikersnaam].] en [Wachtwoord].
[Dezelfde authenticatiegegevens als toen verzending werd gestart]
Ingesteld of de authenticatie-informatie bij gebruik van de fax- of scanfunctie, ook wordt gebruik voor een zoekopdracht. Dit selectievakje wordt gewoonlijk getoond als ingeschakeld; het geldt echter alleen wanneer het selectievakje [Authenticatiescherm weergeven tijdens zoeken] is ingeschakeld.
[Gebruikersnaam]
Voer de gebruikersnaam in van het apparaat dat is geregistreerd op de LDAP-server. Afhankelijk van het type tekens dat u gebruikt, kunt u maximaal 120 tekens invoeren.
Als [Gebruik] is geselecteerd bij [Inloggegevens], typt u de gebruikersnaam als "(domeinnaam)\(gebruikersnaam)". (Voorbeeld: domein1\gebruiker1).
Als [Gebruik (beveiligingsauthenticatie)] is geselecteerd, typt u alleen de gebruikersnaam (bijvoorbeeld: gebruiker1).
U hoeft niets in te voeren wanneer het selectievakje [Authenticatiescherm weergeven tijdens zoeken] is ingeschakeld.
[Wachtwoord instellen/wijzigen]
Als u het wachtwoord wilt opgeven of wijzigen, schakelt u het selectievakje in en typt u maximaal 24 tekens in het vak [Wachtwoord].
[Domeinnaam]
Als [Gebruik (beveiligingsauthenticatie)] is geselecteerd bij [Inloggegevens], typt u maximaal 120 alfanumerieke tekens voor de mapnaam in de boomstructuur van Active Directory (bijvoorbeeld: voorbeeld.com).
De authenticatie-server registreren ![](./images/global_images/1T0002134966/g_ne_toggle_open.gif)
Als het gebruik van de fax- en scanfuncties wordt beperkt, registreer dan de server die wordt gebruikt voor authenticatie.
[Servernaam]
Gebruik maximaal 24 alfanumerieke tekens voor de naam van de LDAP-server.
[Serveradres]
Typ het IP-adres van de LDAP-server of voer maximaal 47 alfanumerieke tekens in voor de hostnaam van de server (voorbeeld: ldap.voorbeeld.com).
[Serveradres] en DNS
Let op de volgende punten om fouten te voorkomen bij het zoeken naar bestemmingen:
Als de hostnaam is opgegeven bij [Serveradres], moet er een DNS-server beschikbaar zijn in het netwerk.
If the IP address is entered for [Serveradres], controleer dan of de DNS-server alleen voorwaarts zoeken ondersteunt. Als de server alleen voorwaarts zoeken ondersteunt, selecteer dan [Gebruik] voor [Inloggegevens]. Selecteert u [Gebruik (beveiligingsauthenticatie)], let er dan op dat de DNS-server achterwaarts zoeken moet ondersteunen.
[Beginpositie voor zoeken]
Geef het knooppunt in de mapstructuur op waarbij u wilt beginnen met zoeken. Als u niets invoert, wordt er gezocht vanaf een willekeurig knooppunt dat automatisch wordt geselecteerd.
Afhankelijk van het type tekens dat u gebruikt, kunt u maximaal 120 tekens invoeren.
Als u het knooppunt gaat opgeven, typt u "DC=", gevolgd door een hostnaam (een met punten gescheiden tekenreeks in de Active Directory-domeinnaam). Plaats tussen de vermeldingen een komma. Als de domeinnaam bijvoorbeeld "jan.voorbeeld.com" is, typt u "DC=jan,DC=voorbeeld,DC=com".
[Gebruik SSL]
Schakel dit selectievakje in als u communicatie met de LDAP-server wilt versleutelen met SSL.
Dit is alleen mogelijk wanneer [Gebruik] is geselecteerd in [Inloggegevens].
[Poortnummer]
Voer het poortnummer in dat wordt gebruikt voor communicatie met de LDAP-server.
[Time-out voor authenticatie/ophalen van kenmerken]
Geef op hoe lang verificatie en het ophalen van attributen mag duren in een bereik van 15 tot 150 seconden.
[Kenmerk gebruikersnaam]
Voer de attribuutnaam in die moet worden vergeleken met een gebruikersnaam die is ingevoerd tijdens verificatie, van maximaal 64 alfanumerieke tekens (Bijvoorbeeld: "sAMAccountNaam").
Niet vereist als [Gebruik (beveiligingsauthenticatie)] is geselecteerd in [Inlog-informatie].
[Kenmerk e-mailadres]
Voer de attribuutnaam in die moet worden gebruikt voor het verkrijgen van een e-mailadres van de verificatie-server, van maximaal 64 alfanumerieke tekens. (Bijvoorbeeld: "mail").
[Inloggegevens]
Selecteer [Gebruik] of [Gebruik (beveiligingsauthenticatie)] afhankelijk van het type verificatie geïmplementeerd door de LDAP-server.
[Gebruik]
|
Met deze optie wordt het apparaat geverifieerd met behulp van de Systeemmanager-ID.
|
[Gebruik (beveiligingsauthenticatie)]
|
Selecteer deze optie om gegevens afkomstig van Kerberos, een netwerkverificatieprotocol, te gebruiken voor het verificatiewachtwoord. Als deze instelling is geselecteerd, moet de klok van de machine worden gesynchroniseerd met die van de LDAP-server.
|
[Systeembeheerder-ID gebruiken]
Als [Gebruik] is geselecteerd in [Inloggegevens], bepaalt dit of authenticatie met de systeembeheerders-ID wordt gebruikt. Als u de systeembeheerders-ID wilt gebruiken, selecteert u het selectievakje en geeft u de gebruikersnaam en het wachtwoord op voor authenticatie. Schakelt u dit selectievakje uit, dan is aanmelding anoniem (geen gebruikersnaam).
[Gebruikersnaam]
Voer de gebruikersnaam in van het apparaat dat op de LDAP-server is geregistreerd, in de vorm "(domeinnaam)\(gebruikersnaam)" (voorbeeld: domein1\gebuikersnaam1). Afhankelijk van het type tekens dat wordt gebruikt kunnen tot wel 120 tekens worden ingevoerd.
[Wachtwoord instellen/wijzigen]
Als u het wachtwoord wilt opgeven of wijzigen, schakelt u het selectievakje in en typt u maximaal 24 tekens in het vak [Wachtwoord].
[Domeinnaam]
Als [Gebruik (beveiligingsauthenticatie)] is geselecteerd bij [Inloggegevens], typt u maximaal 120 alfanumerieke tekens voor de mapnaam in de boomstructuur van Active Directory (bijvoorbeeld: voorbeeld.com).
6
Klik op [OK].
KOPPELINGEN