Paneel [Algemeen]

U kunt de afdrukkwaliteit, afdrukkleuren, enz. instellen.
[Instellingen]
Stelt de resolutie, kleuren, enz. in
[Kwaliteit]
Selecteert afdrukken met fijne weergave of standaardweergave.
[Kleurmodus]
Schakelt tussen het afdrukken in kleur en in zwart-wit.
[Tonerspaarstand]
Spaart toner door de dichtheid te verminderen bij het afdrukken.
[Contouren van tekens en illustraties effenen]
Corrigeert de gladheid van de contouren van tekst en diagrammen door middel van een vergladdingsproces.
[Aanpassingen]
Stelt de helderheid in.
[Helderheid]
Pas de helderheid aan door de schuifbalk te verschuiven.
[Version]
Geeft informatie over de versie van het stuurprogramma weer.