<Gegevensbeheer>
U kunt instellingen configureren waarmee u de instellingen van de machine of gegevens, zoals de adressenlijsten, kunt gebruiken, of om de harde schijf veilig mee te beheren.
<Import van USB-geheugen>

<Beheerinstellingen>

<Gegevensbeheer>

<Import/export>
U kunt alle instellingengegevens van een USB-geheugenapparaat importeren.
<Export nr USB-geheugen>

<Beheerinstellingen>

<Gegevensbeheer>

<Import/export>
U kunt alle instellingengegevens naar een USB-geheugenapparaat exporteren.
|
|
|
U kunt niet selecteren welke instellingen geëxporteerd moeten worden bij het exporteren naar USB-geheugen. Alle instellingen worden in batch geëxporteerd.
|
<Importresultaatrapport>

<Beheerinstellingen>

<Gegevensbeheer>

<Import/export>
Selecteer dit om een rapport van de importresultaten af te drukken.
<Import/export van webservice beperken>

<Beheerinstellingen>

<Gegevensbeheer>

<Import/export>
Geef aan of import- en exportbewerkingen met andere webtoepassingen dan de Remote UI (UI op afstand) moeten worden beperkt.
<Harde schijfgegevens volledig wissen>

<Beheerinstellingen>

<Gegevensbeheer>

<HDD gegevens volledig wissen>
Geef aan of overbodige gegevens die op de harde schijf achterblijven, automatisch moeten worden verwijderd.
Overbodige gegevens van de harde schijf verwijderen
<Timing of Deletion>

<Beheerinstellingen>

<Gegevensbeheer>

<HDD gegevens volledig wissen>
Selecteer wanneer overbodige gegevens moeten worden verwijderd.
Overbodige gegevens van de harde schijf verwijderen
<Overschrijfmethode voor Wissen mode>

<Beheerinstellingen>

<Gegevensbeheer>

<HDD gegevens volledig wissen>
U kunt de Verwijderen mode instellen en aangeven hoe vaak de gegevens worden verwijderd.
Overbodige gegevens van de harde schijf verwijderen
<Initialiseer alle gegevens/instellingen>

<Beheerinstellingen>

<Gegevensbeheer>
Selecteer dit om alle instellingen van de machine terug te zetten naar de fabrieksinstellingen en de gegevens op de machine volledig te wissen. Het is meestal niet nodig deze instelling te gebruiken, maar het is handig om persoonlijke of vertrouwelijke informatie te wissen wanneer u de machine laat afvoeren.
Initialiseren van alle gegevens/instellingen
<TPM instellingen>

<Beheerinstellingen>

<Gegevensbeheer>
Als de TPM-instelling is ingeschakeld, kunt u veilig in de versleutelingssleutel van de TPM-chip (TPM-sleutel) opslaan. Alle vertrouwelijke informatie, zoals een wachtwoord, het openbare sleutelpaar voor TLS-communicatie en het gebruikerscertificaat die in de machine is opgeslagen, wordt daarin versleuteld. U voorkomt hiermee dat belangrijke informatie per ongeluk in verkeerde handen valt. U kunt door herstellen van de TPM sleutel het systeem weer activeren als de TPM chip niet werkt.
|
|
|
Wijzig het standaard ingestelde beheerderswachtwoord om te voorkomen dat een externe partij, buiten de beheerder, een back-up kan maken van de TPM-sleutel. Als een externe partij de TPM-reservesleutel overneemt, kunt u de TPM-sleutel niet herstellen.
Uit het oogpunt van betere beveiliging kan slechts één TPM-reservesleutel worden gemaakt. Als de TPM-instellingen zijn ingeschakeld, bewaar de TPM-reservesleutel dan op een USB-geheugenapparaat, en bewaar die op een veilige plek om verlies of diefstal te voorkomen.
De beveiligingsfuncties die TPM biedt, vormen geen garantie op volledige bescherming van de gegevens en hardware.
|