Toon
|
Klinkt wanneer...
|
Invoersignaal
|
Er een toets wordt ingedrukt op het bedieningspaneel of het aanraakscherm.
|
Foutsignaal
|
Er zich in de machine een probleem voordoet, zoals een papierstoring, een bedieningsfout, enz.
|
Einde verzending (TX)-signaal
|
Een document is verzonden.
|
Ontvangen (RX) gereed-signaal
|
Een document is ontvangen.
|
Einde afdr.-sign.
|
Afdrukken is gereed.
|
Einde scan signaal
|
Scannen is voltooid.
|
Sluim. mod. signaal
|
De machine in de Sluimermodus wordt gezet of uit de Sluimermodus komt.
|
Aanvoersignaal
|
Originelen in de aanvoer zijn geplaatst.
|
Monitorvolume (kiestoon)
|
De machine het nummer kiest van het faxapparaat van de ontvanger.
|
N.B.
|
Afhankelijk van de machineconfiguratie, zijn sommige van de bovenstaande signalen wellicht niet mogelijk.
De standaardinstellingen zijn '1' voor Monitorvolume, 'Uit' voor Einde verzending-signaal en Einde ontvangst-signaal, en 'Aan' en '1' voor alle andere signalen.
|
N.B.
|
De volume-instellingen kunnen alleen worden aangepast wanneer de optionele Super G3 Faxkaart-AG1 op de machine is aangesloten.
|
1
|
Druk op [] (Verlagen) of [] (Verhogen) om uit vier niveaus (0 - 3) het gewenste volume te selecteren.
|
2
|
Druk op [Gereed].
De geselecteerde modus wordt ingesteld.
|
1
|
Druk op [Volume geluidssignalen].
|
2
|
Selecteer het gewenste geluidssignaal.
|
3
|
Druk op [Aan] om het gewenste geluidssignaal in te schakelen.
|
4
|
Druk op [] (Verlagen) of [] (Verhogen) om uit drie niveaus (1 - 3) het gewenste volume te selecteren.
|
5
|
Druk op [OK].
De geselecteerde modus wordt ingesteld.
N.B.
Druk op [Uit] → [OK] om het signaal uit te schakelen.
Herhaal deze stap om de instellingen van andere geluidssignalen aan te geven.
|