Instellingen menu

In dit gedeelte staat gedetailleerde informatie over de printerinstellingen.
N.B.
De standaardinstellingen worden vet gedrukt aangegeven.

Standaardpapierformaat

A4, A3, A5, 11 × 17, LGL, LTR, STMT, EXECUTIV, ISO-B5, ISO-C5, Nr. 10 (COM10), MONARCH, DL
Met deze instelling definieert u het standaardpapierformaat dat wordt gebruikt wanneer het papierformaat niet kan worden ingesteld met het printerstuurprogramma op de computer, of wanneer geen papierbron is opgegeven.
BELANGRIJK
Als u afdrukt vanaf een computer zonder geschikt printerstuurprogramma voor de machine, controleert u of het papier in de papierlade overeenkomt met het papierformaat dat bij deze instelling is opgegeven. Als het papier met het geselecteerde formaat ontbreekt in een van de papierbronnen, toont de machine een foutmelding op het aanraakscherm en wordt het afdrukken opgeschort. Als geen papierbron is geselecteerd via de toepassing, selecteert de machine automatisch de standaardprinterinstellingen voor het papierformaat. (Basisinstellingen van de machine configureren)

Standaardpapiertype

Normaal, kleur, gerecycled, Dik 1, Dik 2, Dik 3, briefpapier, papier met 3 ponsgaten, transparant, etiketten, envelop
Met deze instelling wordt het standaardpapiertype ingesteld dat dient te worden gebruikt voor afdrukopdrachten. Dit apparaat heeft intern gedefinieerde, optimale afdrukmodi voor elk opgegeven papiertype. Voor meer informatie over de papiertypen raadpleegt u Bijlage.
BELANGRIJK
Als u afdrukt vanaf een computer zonder geschikt printerstuurprogramma voor de machine, controleert u of het papier in de papierlade overeenkomt met het papiertype dat bij deze instelling is opgegeven. Als het papier met het geselecteerde type ontbreekt in een van de papierbronnen, toont de machine een foutmelding op het aanraakscherm en wordt het afdrukken opgeschort. Als geen papierbron is geselecteerd via de toepassing, selecteert de machine automatisch de standaardprinterinstellingen voor het papiertype. (Basisinstellingen van de machine configureren)

Kopieën

1 t/m 999; 1
Met deze instelling kunt u het aantal af te drukken kopieën aangeven. De standaardinstelling is '1', maar u kunt maximaal 999 kopieën opgeven.

2-zijdig afdrukken

Uit, Aan
Met deze instelling kunt u enkel- of dubbelzijdig afdrukken selecteren. In de modus 2-zijdig afdrukken wordt het document op beide zijden van het papier afgedrukt.
N.B.
In de modus 2-zijdig afdrukken kunt u A4, A3, A5R, A4R, B4, B5, B5R, LTR, LTRR, LGL, 11"×17", STMTR of EXEC gebruiken.
De papiertypen en gewicht die beschikbaar zijn voor dubbelzijdig afdrukken zijn de volgende:
Type papier: normaal, gerecycled, 3 ponsgaten (alleen A4, A4R, LTR of LTRR is beschikbaar.), gekleurd
Papiergewicht: 64 t/m 90 g/m2

Afdrukkwaliteit

Beeldverfijning
Aan, Uit
Met deze instelling worden de gekartelde randen van tekens en afbeeldingen vloeiend.
Als [Aan] is geselecteerd, wordt vloeiend maken uitgevoerd voordat u gaat afdrukken.
Als [Uit] is geselecteerd, worden de opdrachten afgedrukt zonder dat ze vloeiend gemaakt zijn.
N.B.
De effecten van beeldverfijning zijn afhankelijk van de typen tekens en afbeeldingen op het afgedrukte document.
Densiteit
9 niveaus; 5
Met deze instelling kunt u de afdrukdichtheid aanpassen.
Als u op [] of [] drukt, wordt de afdruk lichter respectievelijk donkerder. U kunt uit negen niveaus kiezen, waarbij '5' (midden) de standaardinstelling is.
BELANGRIJK
Deze instelling geldt alleen voor afdrukopdrachten die zijn verzonden vanaf een computer via het printerstuurprogramma. Om de densiteit aan te passen bij het afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat, gebruikt u de instelling voor printerdensiteit onder Algemene instellingen. (Basisinstellingen van de machine configureren)
Tonerbesparing
Uit, Aan
Met deze instelling kunt u de tonerbesparingsfunctie in- of uitschakelen. Wanneer deze functie is ingeschakeld, wordt minder toner gebruikt om documenten af te drukken, zodat de toner langer meegaat.
BELANGRIJK
Deze instelling geldt alleen voor afdrukopdrachten die zijn verzonden vanaf een computer via het printerstuurprogramma. Om toner te besparen tijdens het afdrukken vanaf USB-geheugenapparaten, moet u de Tonerbesparingsmodus onder Algemene instellingen inschakelen. (Basisinstellingen van de machine configureren)
N.B.
Als [Aan] is geselecteerd voor Tonerbesparing, worden zeer lichte of gedetailleerde afbeeldingen mogelijk niet duidelijk afgedrukt.
Lijnverbetering
Aan, Uit
Met deze instelling kunt u duidelijkere afdrukken van documenten met dunne lijnen en kleine tekens maken.
Horizontale lijn
Uit, niveau 1, niveau 2, niveau 3, niveau 4
Met deze instelling wordt de dikte van de horizontale lijnen aangepast om fijne lijnen en kleine tekens duidelijker te maken. Hoe hoger het niveau des te dikker de horizontale lijnen worden afgedrukt.
N.B.
Deze instelling is ook beschikbaar wanneer de Lijnverbetering is ingeschakeld in het printerstuurprogramma.
Met deze instelling zijn de horizontale lijnen gebaseerd op de richting waarin het papier wordt ingevoerd.
Als u [Niveau 2] of hoger selecteert bij deze instelling, kan dat leiden tot abrupte veranderingen in de gradatie bij afbeeldingen met halftonen.
Verticale lijn
Uit, niveau 1, niveau 2, niveau 3, niveau 4
Met deze instelling wordt de dikte van de verticale lijnen aangepast om fijne lijnen en kleine tekens duidelijker te maken. Hoe hoger het niveau des te dikker de verticale lijnen worden afgedrukt.
N.B.
Deze instelling is ook beschikbaar wanneer de Lijnverbetering is ingeschakeld in het printerstuurprogramma.
Met deze instelling zijn de verticale lijnen gebaseerd op de richting waarin het papier wordt ingevoerd.
Als u [Niveau 2] of hoger selecteert bij deze instelling, kan dat leiden tot abrupte veranderingen in de gradatie bij afbeeldingen met halftonen.

Lay-out

Inbindlocatie
Lange zijde, Korte zijde
Met deze instelling bepaalt u of de inbindpositie aan de lange zijde of korte zijde van het papier ligt. Bij inbinden van 2-zijdige afdrukken wordt de afdrukstand automatisch aangepast voor een juiste lay-out.
Als de bindpositie zich aan de lange zijde van het papier bevindt:
Als de bindpositie zich aan de korte zijde van het papier bevindt:
N.B.
U kunt geen bindmarge maken met alleen deze instelling. Gebruik deze instelling in combinatie met de instelling Marge (hieronder beschreven) voor het maken van een inbindmarge.
Bij dubbelzijdig afdrukken kan door deze instelling de afdrukstand aan de achterkant van de pagina worden gewijzigd.
Marge
-50,0 tot +50,0 mm (in stappen van 0,5 mm); 0,0 mm
Met deze instelling stelt u de paginamarge in millimeters of inches in.
Druk op [] om de breedte van de buitenmarge te vergroten. (Voorbeeld 1)
Druk op [] om de breedte van de binnenmarge te vergroten. (Voorbeeld 2)
U kunt de zijde aangeven waarvoor de marge zal worden gecreëerd in de instelling Inbinden. Gebruik deze instelling in combinatie met de instelling Inbinden om een marge aan een van de zijden van het papier te creëren.
BELANGRIJK
Als de afbeelding door deze instelling buiten het afdrukbare gebied komt te liggen, wordt mogelijk een deel van de afbeelding afgesneden.
N.B.
Als u [] of [] ingedrukt houdt, veranderen de waarden sneller.

De inbind- en marge-instellingen combineren

Onderstaande afbeeldingen illustreren hoe de inbind- en marge-instellingen worden gecombineerd. U kunt de afdrukstand van het papier met het printerstuurprogramm instellen. (Raadpleeg de Help-functie in het printerstuurprogramma.)
Inbind- en marge-instellingen
Verticaal afdrukken
Horizontaal afdrukken
Voorzijde
Achterzijde (dubbelzijdig afdrukken)
Voorzijde
Achterzijde (dubbelzijdig afdrukken)
Inbindlocatie
Lange rand
Marge [+]
Marge [–]
Korte rand
Marge [+]
Marge [–]
De gearceerde delen () geven de inbindmarge aan.

Autom. doorgaan

Uit, Aan
Met deze instelling kunt u een fout automatisch wissen en doorgaan met afdrukken als er een fout optreedt (Fout overslaan).
Als [Uit] is geselecteerd, moet u fouten overslaan uitvoeren in het aanraakscherm.
Als [Aan] is geselecteerd, worden fouten automatisch overgeslagen.
N.B.
Met fouten overslaan wordt een fout slechts tijdelijk gewist, dus de gegevens worden misschien niet correct afgedrukt.
Deze instelling is geldig zelfs wanneer er meerdere storingen hebben voorgedaan.

Time-out

Aan (5 tot 300sec), Uit; 15sec
Met de instelling Time-out kunt u de machine zo instellen dat afdrukopdrachten die achterblijven in het geheugen, na een ingestelde periode worden verwijderd.
Deze instelling is nuttig wanneer de gegevens van de huidige afdruktaak een fout bevatten en het verdergaan met volgende afdrukken verhindert. In dit geval zal de machine geen andere afdrukopdrachten ontvangen, omdat ze in chronische volgorde worden afgedrukt (opdrachten worden afgedrukt in de volgorde waarin ze worden ontvangen).
Als de instelling Time-out is ingeschakeld, wordt de huidige opdracht automatisch na de opgegeven periode verwijderd. Als Time-out, bijvoorbeeld, is ingeschakeld na '20 seconden', dan worden de gegevens voor de huidige opdracht 20 seconden nadat de machine is begonnen met het verwerken van de gegevens, uit het geheugen van de machine verwijderd.
Als [Uit] is geselecteerd, zal de machine opdrachten niet automatisch verwijderen.
BELANGRIJK
Deze instelling geldt alleen voor PCL- en PS-gegevens.
Als een opdracht die bestaat uit een grote hoeveelheid gegevens, vanaf een computer wordt verzonden, kan de functie ervoor zorgen dat de machine de afdrukopdracht beëindigt voordat alle gegevens zijn ontvangen. In dat geval moet u een langere time-outperiode (in seconden) instellen.
Als [Uit] is geselecteerd, kunt u geen kopieën maken totdat afdrukopdrachten die gebruikmaken van de nietmodus, zijn voltooid.
N.B.
Tijdens het verwerken van een opdracht knippert de indicator Verwerken/Gegevens op het bedieningspaneel.

Afwerken

Uit, Sorteren, Roteren+Sorteren, Roteren+Groeperen, Verschuiven+Sorteren, Verschuiven+Groeperen, Nieten+Sorteren (Hoek [linksboven], Hoek [rechtsboven], Hoek [linksonder], Hoek [rechtsonder], Dubbel [links], Dubbel [rechts], Dubbel [boven], Dubbel [beneden])
Met deze instelling kunt u afdrukken in sets maken, gerangschikt op paginavolgorde of gegroepeerd per pagina. U kunt afdrukken ook nieten.
BELANGRIJK
De onderstaande tabel toont alle afwerkinstellingen die bij de optionele Inner Finisher-B1 beschikbaar zijn plus de papierformaten die kunnen worden gebruikt.
: Beschikb.
N/B: Niet beschikbaar
Wanneer de Inner Finisher-B1 niet is aangesloten
Wanneer de Inner Finisher-B1 is aangesloten
Uit
Sorteren
Sorteren+Roteren
N/B
Groep.+Rot.
N/B
Sorteren + Versch.
N/B
Grp+Versch
N/B
Nieten+sorteren
N/B
U kunt uit diverse functies kiezen bij het sorteren van afgedrukte documenten.

Uit

Met deze instelling worden alle kopieën van dezelfde pagina afgedrukt voordat de volgende pagina wordt afgedrukt.

Sorteren

Met deze instelling worden alle pagina's van een set afgedrukt voordat de volgende set wordt afgedrukt.

Sorteren+Roteren

Met deze instelling worden alle pagina's van elke set (sorteren) afgedrukt en wordt elke tweede kopie 90 graden gedraaid, om aan te geven waar elke kopie begint.

Groep.+Rot.

Met deze instelling worden alle kopieën van dezelfde pagina afgedrukt voordat de volgende pagina wordt afgedrukt. Elke tweede set wordt geroteerd om aan te geven waar elke nieuwe set begint.

Sorteren + Versch.

Met deze instelling worden alle pagina's van elke exemplaar (sorteren) afgedrukt, en wordt elke volgende complete kopie verschoven om aan te geven waar elk exemplaar begint.

Grp+Versch

Met deze instelling worden alle kopieën van dezelfde pagina afgedrukt voordat de volgende pagina wordt afgedrukt. Elke tweede set wordt verschoven om aan te geven waar elke nieuwe set begint.

Nieten+sorteren

Met deze instelling worden alle pagina's van een set (sorteren) afgedrukt en aan elkaar geniet voordat de volgende set wordt afgedrukt.
Voorbeelden van elke afwerkoptie bij het afdrukken van drie kopieën van een document van drie pagina's worden hieronder gegeven.
N.B.
Roteren+Sorteren en Roteren+Groeperen zijn beschikbaar voor selectie als de papierformaat A4, A4R, B5, B5R, LTR of LTRR is.
Als Roteren+Sorteren of Roteren+Groeperen is geselecteerd, wordt mogelijk een deel van de afbeelding afgesneden wanneer het beeld wordt gedraaid. U dient hetzelfde papierformaat te plaatsen als het origineel in de papierladen van zowel landschap- als portretposities. Doet u dat niet, dan worden alle vellen afgedrukt in de afdrukstand waarin het papier is geplaatst.
Verschuiven+Sorteren en Verschuiven+Groeperen zijn beschikbaar voor de volgende papierformaten:
A4, A4R, A3, B4, B5, LTR, LTRR, LGL of 11"×17".
Wanneer u Nieten selecteert, kunt u de nietpositie selecteren.
De modus Nieten+Sorteren is beschikbaar voor selectie als het papierformaat A4, A4R, A3, B4, B5, LTR, LTRR, LGL of 11"×17” is.
U dient het 64 t/m 128 g/m2 papier te gebruiken voor het hoofddocument. Het maximumaantal vellen papier dat kan worden geniet wanneer u papier van 80 g/m2 gebruikt, is als volgt:
- A4, B5 en LTR: 50 vel
- A4R, A3, B4, LTRR, LGL en 11"×17": 30 vellen
Wanneer u papier niet in de liggende positie, komen de beeldoriëntatie en de nietpositie mogelijk niet overeen, zoals hieronder staat aangegeven.

Persoonlijkheid

Auto, PCL, PS
Deze instelling stelt het apparaat in staat gegevens die van de hostcomputer zijn ontvangen, in de opgegeven gegevensindeling te verwerken. Als 'Persoonlijkheid' wordt ingesteld op [Auto], zal de machine het type gegevens dat van de host wordt ontvangen per opdracht bepalen. Als u afdrukt vanaf toepassingen op een computer, adviseren we het gebruik van de instelling [Auto].
N.B.
De functie Persoonlijkheid is alleen beschikbaar wanneer de PCL-printerfunctie (optioneel bij de imageRUNNER 2525/2520) en optionele PS-printerfunctie zijn ingeschakeld.
Als u merkt dat de machine niet juist overschakelt naar de juiste persoonlijkheid wanneer 'Persoonlijkheid' is ingesteld op [Auto], dient u de instelling handmatig te wijzigen zodat deze overeenkomt met de gegevens die u verzendt vanaf de hostcomputer.

Modusprioriteit

Uit, PCL, PS
Deze instelling bepaalt welke persoonlijkheid dient te worden gebruikt als er een opdracht wordt ontvangen zonder opgegeven opdrachttaal. De 'modusprioriteit' is alleen beschikbaar wanneer 'Persoonlijkheid' is ingesteld op [Auto].
[Uit]:
Is van toepassing op de huidige instelling voor Persoonlijkheid als de machine geen opdrachttaal kan detecteren.
[PCL]:
Verleent prioriteit aan de PCL-persoonlijkheid.
[PS]:
Verleent prioriteit aan de PS-persoonlijkheid.

Automatische selectie

PCL: Aan, Uit
PS: Aan, Uit
Deze instelling bepaalt welke persoonlijkheid dient te worden gebruikt wanneer [Auto] is geselecteerd bij de instelling Persoonlijkheid.
Als [Aan] is geselecteerd in elke modus, is de modus beschikbaar voor de instelling Persoonlijkheid.
Als [Uit] is geselecteerd in elke modus, is de modus niet beschikbaar voor de instelling Persoonlijkheid.

Initialiseren

Uit, Aan
De printerinstellingen kunnen worden teruggezet naar de fabrieksinstellingen door de printerinstellingen te initialiseren.
Als [Aan] is geselecteerd, worden de instellingen geïnitialiseerd. Als [Uit] is geselecteerd, worden de instellingen niet geïnitialiseerd.
BELANGRIJK
Schakel de machine niet UIT wanneer de instellingen worden geïnitialiseerd, anders kan het geheugen van de machine beschadigen.
4HYC-048