Bestandserver via het toetsenbord opgeven

U kunt direct via het toetsenbord op het touch panel display een file server aangeven als de bestemming voor uw document. Druk op [Hostnaam], [Mappad], [Gebr.naam] of [Wachtwoord] om de instellingen voor de bestandsserver op te geven.
1.
Druk op → [Scannen en verzenden] → [Nieuwe bestemming].
2.
Druk op [Bestand].
3.
Druk op de keuzelijst → selecteer het gewenste serverprotocol.
U kunt de onderstaande serverprotocollen gebruiken.
Controleer de systeemomgeving van de bestemming voordat u de verzendopdracht geeft.
Systeemvereisten:
Protocol
Systeemvoorwaarden
Toepassing
FTP
Solaris 10
Mac OS X 10.9/10.10/10.11
Red Hat Linux 9
-
Windows Server 2003 R2 SP2
Internet Information Services 6.0
Windows Vista SP2
Windows Server 2008 R2
Internet Information Services 7.0
Windows 7
Internet Information Services 7.5
Windows 8
Windows Server 2012
Internet Information Services 8.0
Windows 8,1
Windows Server 2012 R2
Internet Information Services 8.5
Windows 10
Internet Information Services 10
Windows (SMB)
Windows Server 2003 R2 SP2
Windows Vista SP2
Windows Server 2008 SP2
Windows Server 2008 R2 SP2
Windows 7
Windows 8
Windows Server 2012
Windows 8,1
Windows Server 2012 R2
Windows 10
-
Red Hat Linux 9
Mac OS X 10.9/10.10/10.11
Samba 2.2/3.0
WebDAV
Solaris 10
Red Hat Linux 9
Mac OS X 10.9/10.10/10.11
Windows Server 2012 R2
Apache 2.0
Windows Server 2003 R2 SP2
Internet Information Services 6.0
Windows Vista SP2
Windows Server 2008 R2
Internet Information Services 7.0
Windows 7
Internet Information Services 7.5
Windows 8
Windows Server 2012
Internet Information Services 8.0
Windows 8,1
Windows Server 2012 R2
Internet Information Services 8.5
Windows 10
Internet Information Services 10
BELANGRIJK
Als u WebDAV gebruikt en verbinding met het internet maakt met een proxyserver, dient de proxyserver IPv6 te ondersteunen.
4.
Geef elke instelling op.
Item
Beschrijving
Hostnaam
Een hostnaam is de naam die is toegekend aan de hostcomputer die de diensten op het internet verzorgt. In dit invoervak voert u de naam van de file server op het netwerk in als de bestemming van de verzendopdracht.
Wanneer [FTP] of [WebDAV] is geselecteerd als het serverprotocol, kunt u na het hostnaamadres ook een poortnummer aangeven door een dubbele punt (:) in te voeren gevolgd door het poortnummer.
Voorbeeld: 192.168.100.50:21000
Bij verzending naar een IPv6-host, geeft u voor [Hostnaam] de volgende instellingen op:
[IPv6-adres]: <Poortnummer>
Voorbeeld: [5aed:90a0:bc05:01d2:568a:2fc0:0001:12ee]:21000
Zorg dat u voor de hostnaam hetzelfde poortnummer invoert als het poortnummer van de FTP server of WebDAV server waarnaar u uw documenten verzendt.
Mappad
Een mappenpad is een serie tekens die de locatie van de map aangeeft. Geef een map op de file server aan als de bestemming van de verzendopdracht.
Gebr.naam
De gebruikersnaam om in te loggen op de bestandserver.
Om alleen de gebruikersnaam in te voeren:
Voorbeeld: gebruikers_naam
Max. 20 tekens
Om de gebruikersnaam en de domeinnaam in te voeren:
Voorbeeld: domein_naam\gebruikers_naam
Domeinnaam: Max. 15 tekens
Gebruikersnaam: Max. 20 tekens
Om een UPN (User Principal Name) in te voeren:
Voorbeeld: gebruikers_naam@domein_naam.com
Max. 128 tekens
Wachtwoord
Het wachtwoord om in te loggen op de bestandserver.
Om nog een bestemming toe te voegen, drukt u op [Volgende bestemming] → herhaal de bovenstaande procedure.
Als u [Windows (SMB)] selecteert als het serverprotocol, kunt u een bestandsserver opgeven door op [Bladeren] te drukken. Voor instructies over het gebruik van de toets [Bladeren] raadpleegt u "Bestandserver opgeven via de toets Bladeren (Windows (SMB))."
Als u [Windows (SMB)] selecteert als het serverprotocol, kunt u een bestandsserver opgeven door op [Zoek host] te drukken. Voor instructies over het gebruik van de toets [Zoek host] raadpleegt u "Bestandserver opgeven via de toets Host zoeken (Windows (SMB))."
N.B.
Als u [WebDAV] als het serverprotocol selecteert in [Hostnaam], wordt het HTTP-protocol gebruikt als u 'HTTP://' opgeeft als het schema aan het begin van de hostnaam. Het TLS + HTTP (HTTPS)-protocol wordt gebruikt als u 'HTTPS://' opgeeft als het schema aan het begin van de hostnaam. Door 'HTTPS://' te gebruiken, is TLS-communicatie mogelijk tussen de server en de machine. U kunt controleren of het TLS-servercertificaat geldig is wanneer u verzendt met WebDAV door de instelling [Bevestig TLS-certificaat voor WebDAV TX] in te schakelen.
UPN (User Principal Name) kan alleen worden gebruikt als u verzendt naar een computer die behoort tot een domein dat werkt met Active Directory.
Wanneer met WebDAV wordt verzonden naar een bestandserver op het Internet, zijn wellicht proxyserverinstellingen nodig. Dit is afhankelijk van de omgeving van de bestemming. (Zie "Settings Common to TCP/IPv4 and TCP/IPv6.")
5.
Druk op [OK].
18JC-11W