Bestand met instellingen voor de aangepaste aanvangswaarden van het stuurprogramma

Dit gedeelte behandelt de stuurprogramma-instellingen waarvoor u de aanvangswaarden kunt aanpassen. Maak een bestand met aangepaste instellingen (InitSettings.ini) overeenkomstig de hier beschreven bestandsindeling en -ordening.

Indeling van het bestand met aangepaste instellingen

Bestandsnaam: InitSettings.ini
Bestandsindeling: tekstbestand UTF-8 (zonder BOM)

Ordening

[InitSettings]
CustomFAXUseDeviceInfo={ON|OFF}
CustomFAXSender=<Naam afzender>
CustomFAXOptionBoard={NONE|PSTN2|PSTN2_3|PSTN3_4}
CustomFAXSubAdrsAuth={Mode1|Mode2}
CustomFAXDeptIDAuth={Mode1|Mode2}
CustomFAXHostSpooling={ON|OFF}
CustomFAXIntranet={ON|OFF}
CustomFAXVoIPGateway={ON|OFF}
CustomFAXSetTimeToSend={ON|OFF}
CustomFAXEmailNotify={ON|OFF}
CustomFAXEmailNotifyMode={ALWAYS|ERRONLY|BOTH}
CustomFAX2000Destinaton={ON|OFF}
CustomFAXUTF8={ON|OFF}
CustomFAXUseSubAdrs={ON|OFF}
CustomFAXConfirmationMsg={ON|OFF}
CustomFAXNotAllowManualEntry={ON|OFF}
CustomFAXSendImageStore={ON|OFF}
CustomFAXSelectLine={Auto|Line1|Line2|Line3|Line4}
CustomFAXAddPrefix={ON|OFF}
CustomFAXAddPrefixG3G4=<Prefix voor buitenlijn>
CustomFAXAddPrefixIntranet=<Prefix voor buitenlijn>
CustomFAXAddPrefixVoIPGateway=<Prefix voor buitenlijn>
CustomFAXSetSendingTime={ON|OFF}
CustomFAXSendingTime=<Verzendtijd (uren)>:<Verzendtijd (minuten)>
CustomFAXTransMode={FINE|ULTRAFINE}
Legenda:
[InitSettings]
Het gedeelte. Geef dit op vóór de op te geven items.
{ }
Op te geven exclusieve waarden worden aangegeven gescheiden door een scheidingsteken (|). Geef alle waarden op.
Onderstreepte waarden zoals {ON|OFF} zijn standaardwaarden.
< >
Geef een numerieke waarde of reeks op.

Op te geven waarden

Dit gedeelte behandelt de waarden die u kunt opgeven voor de items.
Voor items met een andere dan de hier aangegeven waarde wordt de aanpassing genegeerd en wordt de standaardwaarde van het stuurprogramma gebruikt.

Tabblad [Apparaatinstellingen]

CustomFAXUseDeviceInfo (Apparaatgegevens ophalen)
Geef op welke instellingen moeten worden toegepast als de resultaten van het terugwinnen van de apparaatgegevens niet overeenkomen met de opgegeven aangepaste instellingen.
ON: Als de teruggewonnen apparaatgegevens niet overeenkomen met de aangepaste instellingen, pas dan de teruggewonnen apparaatgegevens toe als de aanvangswaarden.
OFF: Als de teruggewonnen apparaatgegevens niet overeenkomen met de aangepaste instellingen, pas de opgegeven waarden in het bestand met aangepaste instellingen toe als de aanvangswaarden.
CustomFAXSender (Afzender)
Geef de naam van de afzender op die bovenaan de fax moet verschijnen.
U kunt tot 24 ASCII tekens opgeven voor <Naam afzender>.
Als u ongeldige tekens gebruikt maar ook als de naam te lang wordt, wordt het item genegeerd.
CustomFAXOptionBoard (Instellingen faxkaart)
Geef het faxpaneel op dat in het apparaat is geïnstalleerd.
NONE: Geen
PSTN2: Canon Super G3 Fax Board (2 lijnen)
PSTN2_3: Canon Super G3 Fax Board (3 lijnen)
PSTN3_4: Canon Super G3 Fax Board (4 lijnen)
CustomFAXSubAdrsAuth (Verificatie subadres)
Geef de verificatiemodus voor subadressen op.
Mode1: De gangbare kieskenmerken afgeven.
Mode2: De nieuwe kieskenmerken met hogere veiligheid afgeven.
CustomFAXDeptIDAuth (Verificatie Beheer afdelings-id)
De verificatiemodus voor het beheer van afdelings-id's opgeven.
Mode1: Geen verificatie
Mode2: Nieuwe verificatiemethode met hogere veiligheid
CustomFAXHostSpooling (Spooling op host)
Geef op of u de gegevens op de host (computer) of op het apparaat wilt verwerken.
ON: Spooling op de host (computer) verrichten.
OFF: Spooling op de het apparaat verrichten.
Modusinstellingen Communicatie IP-fax
Hiermee kunt u de communicatiemodus die u kunt gebruiken met het apparaat opgeven. Raadpleeg de apparaathandleiding voor informatie over omgevingen met een IP-faxverbinding.
ON: u kunt de opgegeven communicatiemodus gebruiken.
OFF: u kunt de opgegeven communicatiemodus niet gebruiken.
CustomFAXIntranet (Intranet)
CustomFAXVoIPGateway (VoIP-gateway)
CustomFAXSetTimeToSend (Verzendtijdstip instellen)
Specificeer het tijdstip waarop de fax wordt verzonden op het tabblad [Bestemming selecteren] of [Bestemming invoeren] > [Gedetailleerde instellingen], of CustomFAXSetSendingTime.
ON: De functie voor het opgeven van de faxverzendtijd inschakelen.
OFF: De functie voor het opgeven van de faxverzendtijd uitschakelen.
CustomFAXEmailNotify(Instelling voor [Kennisgeving van voltooide taak])
Activeert de melding van faxoverdrachtsresultaten aan een opgegeven e-mailadres.
ON: Schakel de meldingsfunctie voor een voltooide taak in.
OFF: Schakel de meldingsfunctie voor een voltooide taak uit.
CustomFAXEmailNotifyMode(Instelling voor [Kennisgeving van voltooide taak])
Geef de meldingsfrequentie op als de functie is ingeschakeld.
ALWAYS: [Melden voor alle resultaten] inschakelen
ERRONLY: [Alleen melden voor fouten] inschakelen
BOTH: Alle inschakelen
CustomFAX2000Destinaton (Het aantal bestemmingen dat kan worden opgegeven, meteen instellen op 2000)
Breidt het maximumaantal ontvangers dat tegelijkertijd kan worden opgegeven uit tot 2.000.
ON: Maximaal 2.000 bestemmingen.
OFF: Maximaal 500 bestemmingen.
CustomFAXUTF8 (Unicode (UTF-8) gebruiken voor de communicatie met het apparaat)
Verzendt en ontvangt interne informatie (CPCA attribuutreeksen) zoals de gebruikersinformatie naar en van het apparaat in Unicode (UTF-8).
ON: Gebruik UTF-8 als het codeer- en tekenset.
OFF: Gebruik ANSI als de codeerset en een ANSI-gerelateerd tekenset.

Tabblad [Apparaatinstellingen] Dialoogvenster [Gedetailleerde instellingen]

CustomFAXUseSubAdrs (Subadres gebruiken)
Gebruikt de subadresfunctie. Als de subadresfunctie is ingeschakeld, worden de te verzenden faxgegevens verzonden naar een faxgeheugen in het doelapparaat.
ON: De subadresfunctie inschakelen.
OFF: De subadresfunctie uitschakelen.
CustomFAXConfirmationMsg (Bevestigingsbericht weergeven bij verzenden)
Toont een bevestigingsbericht voordat faxen worden verzonden.
ON: Toon een bevestigingsbericht.
OFF: Toon geen bevestigingsbericht.
CustomFAXNotAllowManualEntry (Handmatige invoer van bestemming niet toestaan)
Verhindert dat nieuwe bestemmingen handmatig worden ingevoerd.
ON: Sta niet toe dat nieuwe bestemmingen worden geregistreerd met behulp van handmatige invoer.
OFF: Sta toe dat nieuwe bestemmingen worden geregistreerd met behulp van handmatige invoer.

Tabblad [Bestemming selecteren]

CustomFAXSendImageStore (Verzonden faxgegevens en afbeelding opslaan)
Slaat de naam van het verzonden document, de transmissietijd enzovoort op als een verzendafbeelding.
ON: Sla verzendafbeeldingen op met informatie zoals de documentnaam, bestemming, datum / tijd, en afbeeldingen van de verzendtaak.
OFF: Sla geen verzendafbeeldingen op.

Tabblad [Bestemming selecteren] Dialoogvenster [Gedetailleerde instellingen]

CustomFAXSelectLine (G3-lijn selecteren)
Geef de lijn op die u wilt gebruiken om te faxen.
De instellingen voor dit item kunnen verschillen, afhankelijk van de instelling op tabblad [Apparaatinstellingen] > [Instellingen faxkaart] of de instelling CustomFAXOptionBoard.
CustomFAXAddPrefix (Prefix voor buitenlijn toevoegen aan G3/IP-faxnummer)
Geef een buitenlijn-prefix op die u wilt toewijzen voor het faxnummer voor elke communicatiemodus.
ON: Schakel de instelling voor de buitenlijn-prefix in.
OFF: Schakel de instelling voor de buitenlijn-prefix uit.
Prefix voor buitenlijn (Prefix voor buitenlijn toevoegen aan G3/IP-faxnummer)
Als de buitenlijn-prefix is ingeschakeld, moet u de buitenlijn-prefix voor iedere communicatiemodus opgeven.
CustomFAXAddPrefixG3G4
De buitenlijn-prefix voor G3-omgevingen
CustomFAXAddPrefixIntranet
De buitenlijn-prefix voor omgevingen met IP-fax (Intranet) als de communicatiemodus
CustomFAXAddPrefixVoIPGateway
De buitenlijn-prefix voor omgevingen met IP-fax (VoIP-gateway) als de communicatiemodus
U kunt maximaal vijf ASCII-tekens (spaties en verbindingsstreepjes niet meegerekend) opgeven voor <Prefix voor buitenlijn>.
Als u meer dan vijf tekens opgeeft of ongeldige tekens gebruikt, wordt het item genegeerd.
CustomFAXSetSendingTime (Verzendtijdstip instellen)
Verstuurt een fax op het opgegeven tijdstip. De te verzenden gegevens worden tijdelijk opgeslagen in het apparaat en dan op het opgegeven tijdstip verzonden.
ON: De functie voor het opgeven van de verzendtijd inschakelen.
OFF: De functie voor het opgeven van de verzendtijd uitschakelen.
Om dit item te specificeren moet in het tabblad [Apparaatinstellingen] > [Verzendtijdstip instellen] of CustomFAXSetTimeToSend zijn ingeschakeld.
CustomFAXSendingTime (Verzendtijd)
Als de functie voor het opgeven van de verzendtijd is ingeschakeld, wordt hier de tijd voor het verzenden van de fax in de volgende indeling opgegeven.
<Verzendtijd (uren)>:<Verzendtijd (minuten)>
<Verzendtijd (uren)>: 00 tot 23
':’: Single-byte teken
<Verzendtijd (minuten)>: 00 tot 59
<Verzendtijd (uren)> en <Verzendtijd (minuten)> opgeven met twee cijfers of minder. De begin-nul kan worden weggelaten.
Als u niet de juiste indeling gebruikt of ongeldige tekens gebruikt, wordt het item genegeerd.

Tabblad [Speciaal]

CustomFAXTransMode (Resolutie)
Geef een oplossing op bij het verzenden van een fax.
Klik op [Standaardwaarden herstellen] op het faxverzend-instellingenscherm om terug te keren naar de in CustomFAXTransMode opgegeven resolutie.

Voorbeeld

[InitSettings]
CustomFAXOptionBoard=PSTN2
CustomFAXEmailNotify=ON
CustomFAXEmailNotifyMode=ALWAYS
CustomFAX2000Destinaton=ON