Tabblad [Apparaatinstellingen]
U kunt instellingen voor apparaatopties en beheerdersinstellingen configureren.
Als de bevestiging van verificatiegegevens is ingesteld in [Beheer afdelings-id gebruiken] in dit tabblad, verschijnt een dialoogvenster bij het afdrukken.
Hier worden de inhoud van het tabblad [Apparaatinstellingen] en het dialoogvenster voor het bevestigen van de verificatiegegevens uitgelegd.
Beschrijving van instellingen
[Papierbronopties]/[Aantal laden]/[Uitvoeropties]/[Duplex-eenheid]
Geeft de met het apparaat geassocieerde opties vrij.
Klik op [Apparaatstatus opvragen] om de apparaatgegevens op te halen en dit te reflecteren in de instellingen.
[Spooling op host]
Stelt in of verwerking van de afdrukgegevens wordt uitgevoerd op de host (computer) of op het apparaat. Als u [Auto] selecteert, wordt de verwerking op het apparaat uitgevoerd wanneer dit mogelijk is met alleen de functies van het apparaat, wat de afdruksnelheid verhoogt.
[Beheer afdelings-id gebruiken]
Realiseert printerbeheer met een afdelings-id en een pincode / wachtwoord.
[Instellingen] > Dialoogvenster [Instellingen afdelings-id/pincode]/[Instellingen afdelings-id/wachtwoord]
Stelt u in staat om de gedetailleerde instellingen voor de functie ID-beheer te configureren.
[Pincode-instellingen toestaan]/[Wachtwoord-instellingen toestaan]
Hiermee kunt u de pincode / wachtwoord instellen in dit dialoogvenster. In een gedeelde printeromgeving moet u dit item deselecteren op de server als u de instellingen voor pincode of wachtwoord wilt uitschakelen op de clientcomputers.
[Afdelings-id]
Stelt het afdelings-ID in dat werd ingesteld op het apparaat.
[Pincode]/[Wachtwoord]
Stelt een pincode / wachtwoord in voor het afdelings-ID-beheer. Als de pincode / wachtwoord niet werd ingesteld op het apparaat, laat u dit vak leeg.
[Verifiëren]
Hiermee wordt gecontroleerd of het opgegeven afdelings-id en de pincode / het wachtwoord overeenkomen met deze op het apparaat.
[Afdelings-id/pincode bevestigen bij afdrukken]
Hiermee wordt een dialoogvenster [Afdelings-id/pincode bevestigen]/[Afdelings-id/wachtwoord bevestigen] afgebeeld voor het bevestigen of instellen van het afdelings-id en de pincode / wachtwoord bij het afdrukken.
[Afdelings-id en pincode verifiëren op apparaat]
Hiermee wordt verificatie van de afdelings-id en de pincode / wachtwoord op het apparaat uitgevoerd.
[Gebruikersinformatie instellen]
Stelt u in staat om een gebruikersnaam in te stellen voor gebruik met afdrukopdrachten, evenals de pincode gebruikt bij veilig afdrukken.
[Gebruik van Beveiligd afdrukken toestaan]
Geeft [Beveiligd afdrukken] vrij als een optie voor [Uitvoermodus].
[Instellingen] > Dialoogvenster [Instellingen gebruikersinformatie]
[Gebruikersnaam]
Hiermee stelt u een gebruikersnaam in die moet worden gebruikt voor afdruktaken.
[Pincode voor Beveiligd afdrukken]/[Wachtwoord voor Beveiligd afdrukken]
Stelt een pincode / wachtwoord in voor veilig afdrukken.
[Altijd gebruikersgegevens bevestigen bij Beveiligd afdrukken]
Toont het dialoogvenster [Pincode bevestigen]/[Wachtwoord bevestigen] voor bevestiging of instelling van een naam voor de afdrukgegevens, gebruikersnaam en pincode / wachtwoord tijdens het beveiligd afdrukken.
[Gebruikersnaam bevestigen bij afdrukken]
Toont het dialoogvenster [Gebruikersnaam bevestigen] voor het bevestigen of instellen van een gebruikersnaam tijdens het afdrukken.
[Eerder opgegeven gegevens weergeven bij bevestigen]
Geeft automatisch bevestigingsdialoogvensters weer met de gebruikersnaam en de pincode / wachtwoord die u het laatst invoerde.
[Beheer gebruikersnaam]/[Instellingen voor standaardwaarde] > Dialoogvenster [Beheer gebruikersnaam]/[Instellingen voor standaardwaarde]
Stelt u in staat om de standaardinstellingen voor de gebruikersnaam en de pincode / wachtwoord te configureren.
[Naam om als Gebruikersnaam in te stellen]
Hiermee kunt u uw Windows-loginnaam, computernaam of elke andere gewenste naam opgeven als gebruikersnaam.
Voor de inlognaam kunt u een item zoals [Accountnaam van gebruiker], [Weergavenaam van gebruikersaccount] of [user principal name] selecteren als het type naam dat moet worden weergegeven. De weergegeven gebruikersnaam verschilt afhankelijk van de omgeving en het type account dat u gebruikt.
[Instellingen voor domeinnaam]
Hiermee kunt u de domeinnaam opgeven die wordt gebruikt voor het aanmelden bij Windows of een willekeurige naam als domeinnaam.
Als u wilt dat de domeinnaam ongespecificeerd blijft, laat dan [Naam invoeren] > [Naam] leeg.
[Pincode voor Beveiligd afdrukken]/[Wachtwoord voor Beveiligd afdrukken]
Stel een pincode / wachtwoord in voor veilig afdrukken.
[Altijd gebruikersgegevens bevestigen bij Beveiligd afdrukken]
Toont het dialoogvenster [Pincode bevestigen]/[Wachtwoord bevestigen] voor bevestiging of instelling van een naam voor de afdrukgegevens, gebruikersnaam en pincode / wachtwoord tijdens het beveiligd afdrukken.
[Gebruikersnaam bevestigen bij afdrukken]
Toont het dialoogvenster [Gebruikersnaam bevestigen] voor het bevestigen of instellen van een gebruikersnaam tijdens het afdrukken.
[Wijzigingen in gebruikersnaam niet toegestaan]
Hiermee worden wijzigingen in de gebruikersnaam voorkomen in het dialoogvenster [Instellingen gebruikersinformatie].
[Instelling [Instellingen gebruikersinformatie]-[Altijd gebruikersgegevens bevestigen bij Beveiligd afdrukken] aanpassen]
Past de instelling [Altijd gebruikersgegevens bevestigen bij Beveiligd afdrukken] aan de instelling aan die is ingesteld in het dialoogvenster [Instellingen voor standaardwaarde].
[Instelling [Instellingen gebruikersinformatie]-[Gebruikersnaam bevestigen bij afdrukken] aanpassen]
Past de instelling [Gebruikersnaam bevestigen bij afdrukken] aan de instelling aan die is ingesteld in het dialoogvenster [Beheer gebruikersnaam] of [Instellingen voor standaardwaarde].
[Details] > Dialoogvenster [Gedetailleerde instellingen]
Hiermee configureert u de gedetailleerde instellingen voor het stuurprogramma, zoals aangepast papier, afwerkingsmethoden en het ophalen van apparaatgegevens.
[Functie] > Dialoogvenster [Functie-instellingen apparaat]
Toont de controllerfunctie-ID en functieversie van het apparaat. U kunt ook een apparaatnaam instellen.
[Ladetoewijzing] > Dialoogvenster [Ladetoewijzing]
Hiermee kunt u papierformaat en papiersoort in elke papierbron instellen.
[Papierbrongegevens] > Dialoogvenster [Papierbrongegevens]
Hiermee wordt informatie weergegeven over de papierbronnen.
[Language Settings] > Dialoogvenster [Language Settings]
Zorgt ervoor dat u de weergavetaal kunt instellen.
[Apparaatstatus opvragen]
Hiermee kunt u apparaatinformatie ophalen en past dit toe op de volgende instellingen.
Instellingen apparaatopties ([Papierbronopties], [Aantal laden], [Uitvoeropties], [Duplex-eenheid])
[Beheer afdelings-id gebruiken]
[Papierbrongegevens]
[Info]
Geeft de versie van het stuurprogramma weer.
BELANGRIJKAls u een papierbron instelt die niet geïnstalleerd is op het apparaat, zal er papier aangevoerd worden via de voorkeurspapierbron van het apparaat.
Als de ingestelde papierbron en het papierformaat/-type niet overeenstemmen, zal er zich een fout voordoen.
Als u opgeeft voor een apparaat dat deze functies niet ondersteunt, zal er zonder deze functies worden afgedrukt. Als u bijvoorbeeld dubbelzijdig afdrukken opgeeeft voor een apparaat dat het dubbelzijdig afdrukken niet ondersteunt, zullen de gegevens op één kant van het papier worden afgedrukt.
Als u de functie Beheer afdelings-ID instelt bij het afdrukken op een apparaat dat deze functie niet heeft, zal er een fout optreden.
Als u [Verwerking uitvoeren met afdrukprocessor] op het tabblad [Gedetailleerde instellingen] activeert, zijn de bruikbare functies beperkt. Voor meer informatie raadpleegt u het Leesmij-bestand.
Dialoogvenster bevestiging verificatiegegevens
Dialoogvenster [Afdelings-id/pincode bevestigen]/[Afdelings-id/wachtwoord bevestigen]
[Afdelings-id]
Stel de afdelings-ID op het apparaat in.
[Pincode]/[Wachtwoord]
Stel een pincode / wachtwoord voor het beheer van afdelings-ID in. Als er geen pincode / wachtwoord op het apparaat is ingesteld, blijft dit leeg.
Verwante onderwerpen