Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat (afdrukken via geheugenapparaten)
U kunt afbeeldingsbestanden die zijn opgeslagen op een USB-geheugenapparaat afdrukken door het USB-geheugenapparaat rechtstreeks op het apparaat aan te sluiten. Als u deze functie gebruikt, kunt u afdrukken zonder een computer te gebruiken.
Ondersteunde bestandsindelingen
U kunt de volgende soorten afbeeldingsbestanden afdrukken.
JPEG (DCF/Exif 2.21 of eerder/JFIF)
TIFF (JPEG-/MH-/MR-/MMR-compressie)
PDF
|
De maximum hoeveelheid gegevens die per bestand* kan worden afgedrukt, is 50 MB.
* In het geval van TIFF-bestanden met meerdere pagina's geldt de maximale hoeveelheid gegevens per pagina.
De kans bestaat dat zelfs bestanden kleiner dan hierboven aangegeven niet goed worden afgedrukt.
|
Ondersteunde USB-geheugenapparaten
U kunt USB-geheugenapparaten met de volgende bestandssystemen gebruiken.
FAT16 (geheugencapaciteit: maximaal 2 GB)
FAT32 (geheugencapaciteit: maximaal 32 GB)
|
Gebruik geen niet-standaard USB-geheugenapparaten. U kunt de afbeeldingen mogelijk niet correct afdrukken in bepaalde USB-geheugenapparaten.
Sluit alleen een USB-geheugenapparaat aan op het apparaat. USB-geheugenapparaten kunnen niet worden aangesloten via een USB-hub of USB-verlengkabel.
Gebruik geen USB-geheugenapparaten met speciale functies zoals ingebouwde beveiligingsfuncties.
|
|
De USB-poort van het apparaat ondersteunt USB 2.0.
Als een map op een USB-geheugenapparaat veel bestanden bevat, duurt het scannen van afbeeldingsbestanden die moeten worden afgedrukt, langer. Gebruik uw computer om overbodige bestanden te verwijderen van het USB-geheugenapparaat of verplaats bestanden naar een andere map.
|
1
Sluit een USB-geheugenapparaat aan op de USB-poort van de machine.
Verwijder het USB-apparaat niet terwijl er gegevens worden gelezen of weggeschreven. Voorkom eveneens schudden of schokken van het USB-apparaat of de machine. U mag het apparaat niet uitschakelen als er een bewerking wordt uitgevoerd.
2
Tik op <Geheugen- media afdr.>.
3
Tik op <Bestand selecteren en afdrukken>.
Index afdruk
U kunt miniaturen afdrukken van de afbeeldingsbestanden (alleen JPEG) die zijn opgeslagen op een USB-geheugenapparaat. Als u de afbeeldingen wilt afdrukken als miniaturen, tikt u op <Indexafdruk> in het scherm en gaat u verder met de volgende stap.
4
Tik op het af te drukken bestand.
U kunt meerdere bestanden selecteren.
Als u de selectie van een bestand ongedaan wilt maken, selecteert u het desbetreffende bestand (gemarkeerd als
).
Als u naar een lager mapniveau wilt gaan, tikt u op de map. Als u naar een hoger mapniveau wilt gaan, drukt u op
(Terug).
Mappen en bestanden die lager liggen dan het derde directoryniveau worden niet weergegeven.
Als u naar een andere map gaat, worden de eerdere bestandsselecties gewist.
U kunt niet tegelijk een JPEG/TIFF-document en een PDF document selecteren.
Alle bestanden selecteren
1
|
Tik op <Alle items>.
|
2
|
Tik op <Alles selecteren>.
Als u alle selecties wilt opheffen, tikt u op <Alles wissen>.
|
3
|
Tik op <JPEG/TIFF> of <PDF>.
Alle bestanden in JPEG/TIFF- of PDF-indeling worden geselecteerd.
Als u een bestand had geselecteerd voordat u op <Alle items> tikte, kunt u alleen bestanden met dezelfde indeling selecteren.
|
Voorbeelden weergeven
U kunt de weergavemethode wijzigen van <Details> (voor bestandsnamen en wijzigingsdatums) in <Afbeeldingen> (voor voorbeelden). Als u een voorbeeld van afbeeldingen weergeeft, kunt u de inhoud van bestanden controleren voordat u een bestand gaat afdrukken.
U kunt de standaardweergavemethode instellen op <Details> of <Afbeeldingen>.
Standaard weergave-instellingen
1
|
Tik op <Alle items>.
|
2
|
Tik op <Weergavemethode>.
|
3
|
Tik op de weergavemethode.
<Details>
|
Selecteer deze optie om bestandsnamen en datums weer te geven.
U kunt instellen dat bestandsnamen in verkorte vorm worden weergegeven. Weergavestijl bestandsnaam
|
<Afbeeldingen>
|
Kies deze optie om voorbeelden weer te geven.
Tik op / of sleep/veeg een voorbeeld naar links of rechts om door de voorbeelden te bladeren.
Tik op voor een groter voorbeeld. Tik op om het voorbeeld op de normale grootte weer te geven.
Als u een bestand wilt selecteren, tikt u op het voorbeeld of schakelt u het selectievakje ( ) links van de bestandsnaam in.
|
|
De sorteervolgorde van bestanden wijzigen
U kunt de sorteervolgorde wijzigen van de bestanden op een USB-geheugenapparaat.
U kunt een sorteerinstelling zoals <Naam (oplopend)> of <Datum/tijd (oplopend)> opgeven als de standaardinstelling voor de sorteervolgorde van bestanden.
Standaardinst. bestandsortering
1
|
Tik op <Alle items>.
|
2
|
Tik op <Bestanden sorteren>.
|
3
|
Tik op de criteria voor het sorteren van bestanden.
|
|
Wanneer u op <Datum/tijd (oplopend)> of <Datum/tijd (aflopend)> tikt, worden bestanden gesorteerd op basis van de datum en tijd van wijziging van de bestanden.
|
5
Tik op <Toepassen>.
6
Geef de gewenste afdrukinstellingen op.
Tik op de instellingen en geef elke instelling op.
<Aantal kopieën>
Gebruik
/
of de numerieke toetsen om het gewenste aantal kopieën op te geven. Tik vervolgens op <Toepassen>. U kunt 1 - 99 kopieën opgeven.
<Kleurmodus>
Met deze instelling kunt u de kleurmodus instellen die u voor het afdrukken wilt opgeven.
<Kleur>
Gegevens worden afgedrukt in alle vier kleuren: geel (Y), magenta (M), cyaan (C) en zwart (K).
<Zwart-wit>
Gegevens worden alleen in het zwart (K) afgedrukt, zelfs als het origineel in kleur is.
Bij overdruk met verschillende gegevens voor kleuren kan het apparaat mogelijk geen onderscheid maken tussen kleur en monochroom, ook niet als <Kleur> is geselecteerd. Als de afdruk er bijvoorbeeld monochroom uitziet, maar een overdruk van verschillende kleurengegevens heeft, wordt deze in kleurmodus afgedrukt, waarbij de cartridges met kleurentoner worden gebruikt om af te drukken en niet de cartridge met zwarte toner. Bovendien, als de gegevens zijn gemaakt als kleurengegevens in de toepassing die u gebruikt, wordt de afdruk gemaakt in kleurmodus, ook aks de gegevens er monochroom uitzien.
<Papier>
Tik op het papier waarop u wilt afdrukken.
<N op 1>
U kunt twee of vier documenten op één vel papier afdrukken. Tik op <2 op 1> of <4 op 1>.
<2 op 1>
Kies deze optie om twee documenten op één vel af te drukken.
<4 op 1>
Kies deze optie om vier documenten op één vel af te drukken.
<N op 1> is niet beschikbaar voor het afdrukken van TIFF-bestanden.
<2-zijdig>
U kunt dubbelzijdig afdrukken. Tik op de inbindpositie.
<Type boek>
Hiermee worden de pagina's zo afgedrukt dat deze horizontaal worden geopend nadat ze zijn ingebonden.
<Type kalender>
Hiermee worden de pagina's zo afgedrukt dat deze verticaal worden geopend nadat ze zijn ingebonden.
<2-zijdig> is mogelijk niet voor alle formaten of soorten papier beschikbaar.
Papier
JPEG/TIFF-gegevens instellen
<Datum afdrukken>
U kunt de wijzigingsdatum van het bestand onder elk document afdrukken. Tik op <Aan>.
Hoewel <Datum afdrukken> niet beschikbaar is voor het afdrukken van een index, wordt de wijzigingsdatum van het bestand automatisch onder elk document afgedrukt.
<Datum afdrukken> is niet beschikbaar voor het afdrukken van PDF-bestanden.
<Bestandsnaam afdrukken>
U kunt de bestandsnaam afdrukken onder elk document. Tik op <Aan>.
Hoewel <Bestandsnaam afdrukken> niet beschikbaar is voor het afdrukken van een index, wordt de bestandsdatum van het bestand automatisch onder elk document afgedrukt.
<Bestandsnaam afdrukken> is niet beschikbaar voor het afdrukken van PDF-bestanden.
<Type origineel>
U kunt het type van het origineel selecteren, afhankelijk van het document dat u gaat afdrukken. Tik op <Fotoprioriteit> of <Tekstprioriteit>.
<Fotoprioriteit>
Kies deze optie om prioriteit te geven aan het mooi afdrukken van foto's.
<Tekstprioriteit>
Kies deze optie om prioriteit te geven aan het scherp afdrukken van tekst.
<Type origineel> is niet beschikbaar voor het afdrukken van PDF-bestanden.
<Helderheid>
U kunt de helderheid van afdrukken aanpassen. Tik op
/
om de helderheid te wijzigen en tik op <Toepassen>.
<->
Hiermee worden documenten donkerder afgedrukt.
<+>
Hiermee worden documenten lichter afgedrukt.
U kunt de helderheid van TIFF-bestanden alleen aanpassen als deze via JPEG zijn gecomprimeerd.
<Halftonen>
U kunt de afdrukmethode selecteren om halftonen te reproduceren (het tussenliggende bereik tussen de lichtere en donkere gebieden van een afbeelding) voor optimale beeldkwaliteit. Tik op <Gradatie> of <Foutdiffusie>.
<Gradatie>
Kies deze optie om beelden met een fijne gradatie, zoals beelden van een digitale camera, mooi gemaskeerd af te drukken.
<Foutdiffusie>
Kies deze optie om beelden met kleine tekst of dunne lijnen scherp af te drukken.
PDF-gegevens instellen
<Helderheid>
U kunt de helderheid van afdrukken aanpassen. Tik op
/
om de helderheid te wijzigen en tik op <Toepassen>.
<->
Hiermee worden documenten donkerder afgedrukt.
<+>
Hiermee worden documenten lichter afgedrukt.
<Vergr./verkl. volgens pap.form.>
Deze instelling dient om het originele document zodanig te vergroten of verkleinen dat het in het afdrukvlak van het papierformaat past.
<Aan>
Als het paginaformaat dat in het PDF-bestand is opgegeven, groter is dan het afdrukvlak van het papierformaat, wordt het document verkleind tot een paginaformaat dat past op het papierformaat. Is in het PDF-bestand echter een paginaformaat opgegeven dat kleiner is dan het afdrukvlak van het papierformaat, dan wordt het originele document vergroot en paginavullend gemaakt voor dat papierformaat.
Als u met de UI op afstand [Automatisch] opgeeft bij [Papierformaat], wordt deze instelling niet toegepast.
De lengte-breedteverhouding blijft gehandhaafd wanneer het paginaformaat van het PDF-bestand wordt vergroot of verkleind.
<Vergr./verkl. volgens pap.form.> is niet beschikbaar voor het afdrukken van JPEG/TIFF-bestanden.
<Afdrukgebied vergroten>
Met deze instelling kunt u opgeven of het afdrukvlak op het papier moet worden vergroot.
<Uit>
Het gebied tot 4 mm vanaf de boven-, onder-, linker- en rechterrand van het papier kan niet worden bedrukt.
<Aan>
Het afdrukvlak wordt vergroot naar de boven-, onder-, linker- en rechterrand van het papier.
Als u <Aan> selecteert, worden afbeeldingen aan de rand van het papier mogelijk niet goed afgedrukt.
<Afdrukgebied vergroten> is niet beschikbaar voor het afdrukken van JPEG/TIFF-bestanden.
<Opmerkingen afdrukken>
Met deze instelling kunt u opgeven of aantekeningen in het PDF-bestand moeten worden afgedrukt.
<Uit>
Er worden geen aantekeningen afgedrukt.
<Automatisch>
Alleen de aantekeningen in het PDF-bestand, waarvoor is opgegeven dat ze moeten worden afgedrukt, worden afgedrukt.
<Opmerkingen afdrukken> is niet beschikbaar voor het afdrukken van JPEG/TIFF-bestanden.
<Wachtwoord om document te openen>
U kunt een door een wachtwoord beveiligd PDF-bestand afdrukken door het juiste wachtwoord in te voeren om het bestand te openen.
<Wachtwoord om document te openen> is niet beschikbaar voor het afdrukken van JPEG/TIFF-bestanden.
<Overige>
<Halftonen>
U kunt opgeven hoe kleurhalftonen moeten worden geproduceerd.
Afdrukgegevens worden uitgedrukt in punten. Fijne gradaties, randen en tinten worden weergegeven door middel van rasterpatronen, ofwel groepen punten. Dit wordt halftoonverwerking genoemd.
Door bijvoorbeeld een patroon te gebruiken dat teken- en lijnranden scherper maakt, of een patroon dat de gradatie in afbeeldingen en grafieken gladmaakt, kunt u de meest geschikte textuur realiseren.
<Gradatie>
Hiermee wordt afgedrukt met gelijkmatige gradatie en contouren, wat het meest geschikt is voor grafieken en illustraties met gradatie.
<Resolutie>
Hiermee wordt afgedrukt met duidelijke contouren, wat het meest geschikt is voor tekst en dunne lijnen.
<Foutdiffusie>
Als u voor deze instelling <Aan> opgeeft, <Tekst>, worden <Illustraties> en <Afbeelding> allemaal ingesteld op <Foutdiffusie>. <Resolutie> en <Gradatie> kunnen niet worden geselecteerd.
<Puur zwarte tekst>
Deze instelling bepaalt hoe zwarte tekst op een pagina wordt afgedrukt (R=G=B=0% of C=M=Y=100%/Bk=N% of C=M=Y=0%/Bk=100%). In de meeste gevallen kunt u deze optie het beste op <Aan> laten staan.
<Uit>
De zwarte tekst wordt afgedrukt met CMYK-toners op basis van de instelling die voor Uitvoerprofiel is geselecteerd. Voor bepaalde taken kunt u deze optie beter op <Uit> instellen.
<Aan>
Door toepassingen gegenereerde zwarte kleuren worden afgedrukt met uitsluitend 100% zwarte toner. Dit betekent dat de kleurentoner niet verkeerd wordt uitgelijnd, omdat slechts één tonerkleur (zwart) wordt gebruikt.
<Puur zwarte tekst> is niet beschikbaar voor het afdrukken van JPEG/TIFF-bestanden.
<Zwarte overdruk>
Met deze instelling kunt u een specifieke manier voor het afdrukken van zwarte tekst kiezen wanneer zwarte tekst op een gekleurde achtergrond of illustraties wordt afgedrukt.
<Uit>
Zwarte tekst wordt afgedrukt met uitsparingen. Eerst wordt de gekleurde achtergrond afgedrukt, met uitsparingen voor de gebieden waar zwarte tekst komt (er wordt geen kleur afgedrukt in de tekstgebieden). Vervolgens wordt de zwarte tekst afgedrukt in de uitgespaarde gebieden, waardoor de ongekleurde delen worden opgevuld. Hierdoor kan het gebeuren dat de zwarte tekst er lichter uitziet of dat er een aureooleffect verschijnt rond de rand van de tekst.
<Aan>
Als het document zwarte tekst op een gekleurde achtergrond bevat, worden geen uitsparingen toegepast en wordt er dus wel kleur afgedrukt in de tekstgebieden. Hierdoor wordt het aureooleffect (een witte rand rond de tekst) verminderd.
<Zwarte overdruk> is niet beschikbaar voor het afdrukken van JPEG/TIFF-bestanden.
<RGB-bronprofiel>
Met deze instelling kunt u het juiste RGB-profiel voor de kenmerken van uw monitor opgeven.
U kunt afzonderlijk instellingen voor tekst, illustraties en afbeeldingsgegevens toepassen.
<sRGB>
Met deze instelling wordt de industriële standaarddefinitie opgegeven voor generieke Windows-computermonitors. Als u een met sRGB-compatibele monitor gebruikt, kunt u kleuren afdrukken die lijken op wat u op uw monitor ziet.
<Gamma 1,5>, <Gamma 1,8> en <Gamma 2,4>
Door toepassingen gegenereerde zwarte kleuren worden afgedrukt met uitsluitend 100% zwarte toner. Dit betekent dat de kleurentoner niet verkeerd wordt uitgelijnd, omdat slechts één tonerkleur (zwart) wordt gebruikt.
<Geen>
Als u deze instelling selecteert, worden apparaatafhankelijke RGB-gegevens omgezet in CMYK-gegevens zonder het RGB-profiel toe te passen.
Als de machine gegevens ontvangt met een niet-apparaatafhankelijke (CIE-gebaseerde) kleurenruimtedefinitie, wordt deze in kleur verwerkt volgens de opgegeven instellingen. <RGB-bronprofiel> wordt dus niet toegepast door de machine.
U kunt het profiel ook downloaden van iW Management Console.
Niet-apparaatafhankelijke kleuren zijn niet afhankelijk van een bepaald apparaat zoals een monitor. Ze zijn bedoeld om een getrouwe weergave te verschaffen van kleuren zoals die worden waargenomen door het menselijk oog. Deze kleurenweergaven, niet-apparaatafhankelijke kleurenruimten genaamd, zijn het resultaat van het werk van de Commission Internationale d'Eclairage (CIE) en worden daarom ook CIE-gebaseerde kleurenruimten genoemd.
Als een profiel met de naam "Geen" naar de machine wordt gedownload, wordt het profiel niet toegepast en wordt de instelling <Geen> van het menu toegepast.
<RGB-bronprofiel> is niet beschikbaar voor het afdrukken van JPEG/TIFF-bestanden.
<CMYK-simulatieprofiel>
Met deze instelling kunt u het simulatiedoel voor het afdrukken van de CMYK-gegevens (Cyaan Magenta Geel Zwart) opgeven.
CMYK-gegevens worden door de machine omgezet in een apparaatafhankelijk CMYK-kleurmodel dat gebaseerd is op het simulatiedoel dat in het CMYK-simulatieprofiel is geselecteerd.
<JapanColor(Canon)>
Met deze instelling wordt het profiel JapanColor gebruikt. Hiermee worden afdrukken gemaakt die nauw overeenkomen met de afdrukstandaard in Japan.
<U.S. Web Coated v1.00(Canon)>
Met deze instelling wordt het profiel U.S. Web Coated gebruikt. Hiermee worden afdrukken gemaakt die nauw overeenkomen met de afdrukstandaard in Amerika.
<Euro Standard v1.00(Canon)>
Met deze instelling wordt het profiel Euro Standard gebruikt. Hiermee worden afdrukken gemaakt die nauw overeenkomen met de afdrukstandaard in Europa.
<Geen>
Als u deze instelling selecteert, worden apparaatafhankelijke CMYK-gegevens ongewijzigd afgedrukt zonder het CMYK-profiel toe te passen.
U kunt mogelijk niet alle beschikbare profielen gebruiken. Als u kleurengegevens in grijstinten afdrukt met een gedownload profiel, dient u te controleren of het gedownloade profiel compatibel is.
Als de machine gegevens ontvangt met een niet-apparaatafhankelijke (CIE-gebaseerde) kleurenruimtedefinitie, wordt deze in kleur verwerkt volgens de opgegeven instellingen. <CMYK-simulatieprofiel> wordt dus niet toegepast door de machine.
Als een andere instelling dan <Geen> wordt geselecteerd en de machine een apparaatafhankelijke kleurenruimtedefinitie ontvangt waarvan de kleuren worden verwerkt door de hostcomputer, wordt <CMYK-simulatieprofiel> ook toegepast door de machine.
U kunt het profiel ook downloaden van iW Management Console.
Als <Geen> wordt geselecteerd, kunnen donker gekleurde gebieden er vlekkerig uitzien, afhankelijk van de gegevens.
Als een profiel met de naam "Geen" naar de machine wordt gedownload, wordt het profiel niet toegepast en wordt de instelling <Geen> van het menu toegepast.
<CMYK-simulatieprofiel> is niet beschikbaar voor het afdrukken van JPEG/TIFF-bestanden.
<Grijswaardenprofiel gebruiken>
Met deze instelling kunt u definiëren hoe apparaatafhankelijke grijstintgegevens moeten worden verwerkt.
<Uit>
Apparaatafhankelijke grijstintgegevens worden alleen met zwarte (K) toner afgedrukt.
<Aan>
Apparaatafhankelijke grijstintgegevens worden omgezet in CMYK-gegevens met het "Grijswaardenprofiel" van de machine. De gegevens worden mogelijk afgedrukt met uitsluitend de zwarte (K) toner, afhankelijk van de instelling van <Puur zwarte tekst> of <Uitvoerprofiel>.
<Grijswaardenprofiel gebruiken> is niet beschikbaar voor het afdrukken van JPEG/TIFF-bestanden.
<Uitvoerprofiel>
Met deze instelling kunt u het profiel definiëren dat geschikt is voor de gegevens die u gaat afdrukken. Dit wordt toegepast op alle gegevens in de afdrukopdracht, dus zorg ervoor dat het geselecteerde profiel geschikt is voor uw opdracht.
U kunt afzonderlijk instellingen voor tekst, illustraties en afbeeldingsgegevens toepassen.
<Normaal>
Met deze instelling worden de kleuren zodanig afgedrukt dat ze sterk lijken op de kleuren die op uw monitor worden weergegeven.
<Foto>
Met deze instelling worden kleuren afgedrukt die lijken op de kleuren van fotoprints.
<TR Normaal>
Met deze instelling worden kleuren afgedrukt die lijken op de kleuren op uw monitor; bovendien wordt het doorlopen van toner voor tekst en dunne lijnen verminderd.
<TR Foto>
Met deze instelling worden kleuren afgedrukt die lijken op de kleuren van fotoprints; bovendien wordt het doorlopen van toner voor tekst en dunne lijnen verminderd.
U kunt het profiel ook downloaden van iW Management Console.
Als een profiel met de naam "Geen" naar de machine wordt gedownload, wordt het profiel niet toegepast en wordt de instelling <Geen> van het menu toegepast.
Als <Geen> is geselecteerd bij <RGB-bronprofiel> of <CMYK-simulatieprofiel>, of als <Uit> is geselecteerd bij <Grijswaardenprofiel gebruiken>, wordt de instelling van Uitvoerprofiel niet toegepast op apparaatafhankelijke kleurengegevens.
<Uitvoerprofiel> is niet beschikbaar voor het afdrukken van JPEG/TIFF-bestanden.
<Afstemmethode>
Met deze instelling kunt u een afdrukmethode opgeven wanneer <RGB-bronprofiel> wordt gebruikt. Deze machine bevat een kleurenbeheersysteem met de volgende stijlen van kleurenweergave.
<Perceptueel>
Deze instelling levert de beste resultaten voor foto's of bitmapafbeeldingen.
<Verzadiging>
Deze instelling is het meest geschikt voor het afdrukken van illustraties en diagrammen in zakelijke presentaties.
<Colorimetrisch>
Met deze instelling wordt de RGB-kleurwaarde van het afdrukbereik van de machine nauw benaderd.
Als u <Normaal> of <TR Normaal> selecteert bij <Uitvoerprofiel>, en <Perceptueel> bij <Afstemmethode>, is dit hetzelfde als wanneer u [Afstemmingsmethode] op [Perceptie [afgestemd op monitorkleuren]] instelt in het printerstuurprogramma.
Als u <Foto> of <TR Foto> selecteert bij <Uitvoerprofiel>, en <Perceptueel> bij <Afstemmethode>, is dit hetzelfde als wanneer u [Afstemmingsmethode] op [Perceptie [fotografisch]] instelt in het printerstuurprogramma.
Als u <Foto> of <TR Normaal> selecteert bij <Uitvoerprofiel>, en <Verzadiging> bij <Afstemmethode>, is dit hetzelfde als wanneer u [Afstemmingsmethode] op [Vivid Photo] instelt in het printerstuurprogramma.
Als u <Geen> selecteert bij <RGB-bronprofiel> of <CMYK-simulatieprofiel>, en de machine een apparaatafhankelijke kleurenruimtedefinitie ontvangt waarvan de kleuren worden verwerkt door de hostcomputer, wordt geen afstemmingsmethode toegepast.
<Afstemmethode> is niet beschikbaar voor het afdrukken van JPEG/TIFF-bestanden.
<Verwerking RGB puur zwart>
Met deze instelling kunt u opgeven hoe zwarte en grijze gegevens met een gelijke verhouding van R tot G tot B moeten worden verwerkt wanneer apparaatafhankelijke RGB-gegevens worden omgezet in CMYK-gegevens met het <RGB-bronprofiel> van de machine.
<Uit>
Zwarte en grijze gegevens met een gelijke verhouding van R tot G tot B worden afgedrukt met CMYK-toners op basis van de instelling die voor <Uitvoerprofiel> is geselecteerd.
<Aan>
Zwarte en grijze gegevens met een gelijke verhouding van R tot G tot B worden afgedrukt met uitsluitend de zwarte (K) toner, ongeacht de instelling die voor <Uitvoerprofiel> is geselecteerd.
Als er gradaties of onregelmatige lijnen zichtbaar zijn in de afdrukken van zwarte of grijze gegevens, selecteert u <Uit> bij 'Verwerking RGB puur zwart' en selecteert u <Foto> bij <Uitvoerprofiel>.
Bij gebruik van bepaalde instellingen kan het gebeuren dat zwarte en grijze gegevens met een gelijke verhouding van R tot G tot B worden afgedrukt met uitsluitend de zwarte (K) toner, zelfs als <Uit> is geselecteerd. Bijvoorbeeld:
Wanneer <Aan> is geselecteerd bij <Puur zwarte tekst>
Wanneer <Geen> is geselecteerd bij <RGB-bronprofiel>
Wanneer <TR Normaal> of <TR Foto> is geselecteerd bij <Uitvoerprofiel>
Wanneer in het printerstuurprogramma [100% GCR-profiel gebruiken] is geselecteerd
|
Als <Geen> is geselecteerd bij <RGB-bronprofiel>, wordt de instelling van 'Verwerking RGB puur zwart' niet toegepast.
<Verwerking RGB puur zwart> is niet beschikbaar voor het afdrukken van JPEG/TIFF-bestanden.
<Verwerking CMYK puur zwart>
Met deze instelling kunt opgeven hoe zwart-witgegevens (C=M=Y=0) moeten worden afgedrukt wanneer de apparaatafhankelijke CMYK-gegevens worden verwerkt met het <CMYK-simulatieprofiel> van de machine.
<Uit>
Zwart-witgegevens (C=M=Y=0) worden afgedrukt met CMYK-toners op basis van de instelling die voor <Uitvoerprofiel> is geselecteerd.
<Aan>
Zwart-witgegevens (C=M=Y=0) worden afgedrukt met uitsluitend de zwarte (K) toner, ongeacht de instelling die voor <Uitvoerprofiel> is geselecteerd.
Bij gebruik van bepaalde instellingen kan het gebeuren dat zwart-witgegevens (C=M=Y=0) worden afgedrukt met uitsluitend de zwarte (K) toner, zelfs als <Uit> is geselecteerd. Bijvoorbeeld:
Wanneer <Aan> is geselecteerd bij <Puur zwarte tekst>
Wanneer <Geen> is geselecteerd bij <CMYK-simulatieprofiel>
Wanneer <TR Normaal> of <TR Foto> is geselecteerd bij <Uitvoerprofiel>
Wanneer in het printerstuurprogramma [100% GCR-profiel gebruiken] is geselecteerd
|
Als <Geen> is geselecteerd bij <CMYK-simulatieprofiel>, wordt de instelling van 'Verwerking CMYK puur zwart' niet toegepast.
<Verwerking CMYK puur zwart> is niet beschikbaar voor het afdrukken van JPEG/TIFF-bestanden.
<Samengestelde overdruk>
U kunt apparaatafhankelijke CMYK-gegevens als samengestelde uitvoer overdrukken.
Alle kleuren die voor gegevens worden gebruikt, worden boven op elkaar op één plaat afgedrukt zodat u het eindresultaat kunt bekijken zonder de kleuren te scheiden.
Deze instelling is alleen beschikbaar voor gegevens waarvoor het overdruk-kenmerk is ingesteld.
Met deze instelling wordt overdruk niet toegepast op steunkleuren.
Als een andere instelling dan <Geen> wordt geselecteerd bij <CMYK-simulatieprofiel>, wordt overdruk niet toegepast.
<Samengestelde overdruk> is niet beschikbaar voor het afdrukken van JPEG/TIFF-bestanden.
<Geavanceerd gladmaken>
Met deze instelling worden gekartelde contouren van illustraties (afbeeldingen die zijn gemaakt met toepassingen) en tekens gladgemaakt.
<Gladmaken 2> wordt een hoger niveau van gladmaken bereikt dan met <Gladmaken 1>. Als <Gladmaken 1> is geselecteerd en de afdrukken nog steeds te wensen overlaten, selecteert u <Gladmaken 2>.
Door <Toepassen op illustraties> en <Toepassen op tekst> in en uit te schakelen, kunt u kiezen of gladmaken moet worden toegepast op illustraties of tekst.
Met deze instelling kunt u gladmaken toepassen op illustraties en tekst. Gladmaken wordt niet toegepast op afbeeldingsgegevens.
<Toepassen op illustraties> en <Toepassen op tekst> kunnen alleen worden geselecteerd wanneer <Gladmaken 1> of <Gladmaken 2> is geselecteerd bij Geavanceerd effenen.
Instellingen voor <Toepassen op illustraties> en <Toepassen op tekst> op het display zijn alleen van kracht als 'Geavanceerd effenen' in het printerstuurprogramma op [Standaardwaarde printer] is ingesteld.
De resultaten van Geavanceerd effenen kunnen variëren al naar gelang de tekens en grafische patronen.
<Geavanceerd gladmaken> is niet beschikbaar voor het afdrukken van JPEG/TIFF-bestanden.
<Grijswaardeconversie>
U kunt kiezen op welke manier kleurwaarden in een grijswaarde worden omgezet wanneer u kleurgegevens afdrukt.
<sRGB>
Hiermee kunt u de grijswaarde berekenen met de kleurconversiemethode die op sRGB is gebaseerd.
<NTSC>
Hiermee kunt u de grijswaarde berekenen met de kleurconversiemethode die op NTSC is gebaseerd.
<Uniforme RGB>
Hiermee wordt het gemiddelde van de rood-, groen- en blauwwaarden als de grijswaarde geteld.
Dit gedeelte bevat informatie over de instellingen voor het converteren van de kleurgegevens in grijswaarden.
Deze instelling is ongeldig voor zwart-witgegevens.
Als <Kleurmodus> op <Kleur> is ingesteld, is deze instelling ongeldig.
<Grijswaardeconversie> is niet beschikbaar voor het afdrukken van JPEG/TIFF-bestanden.
<Afdrukkwaliteit>
<Densiteit> (<Densiteit (fijnaanpassing)>)
Deze modus is niet beschikbaar als u <Tonerbesparing> op <Aan> instelt.
Met deze instelling wordt de afdrukdichtheid aangepast.
<Geel><Magenta><Cyaan><Zwart>
De afdrukdichtheid voor <Geel>, <Magenta>, <Cyaan> en <Zwart> aanpassen.
<Fijnaanpassing>
De afdrukdichtheid voor <Geel>, <Magenta>, <Cyaan> en <Zwart> nauwkeurig afstellen.
<Densiteit> (<Densiteit (fijnaanpassing)>) is niet beschikbaar voor het afdrukken van JPEG/TIFF-bestanden.
<Tonerbesparing>
Hiermee kunt u de tonerspaarstand instellen. Met Tonerbesparing wordt er minder toner gebruikt om documenten af te drukken, wat kan leiden tot een langere levensduur voor de toner.
<Tonerbesparing> is niet beschikbaar voor het afdrukken van JPEG/TIFF-bestanden.
<Speciale gladmaakmodus>
Met deze instelling kunt u de modus voor het toepassen van Speciale effening opgeven. Onjuiste verticale uitlijning van kleuren wordt door Speciale effening gecorrigeerd, zodat u tekens, lijnen, diagrammen, afbeeldingen (foto's) en gradaties met donkere kleuren vloeiend kunt afdrukken.
<Modus 1>
In deze modus worden de randen van tekens, lijnen en diagrammen met donkere kleuren vloeiend afgedrukt. Selecteer <Modus 1> om op de gebruikelijke wijze af te drukken.
<Modus 2>
In deze modus worden niet alleen de randen van diagrammen, maar ook de halftonen binnen de diagrammen vloeiend afgedrukt. Stel <Modus 2> in als grote tekens en halftonen binnen dikke lijnen met donkere kleuren verkeerd worden uitgelijnd en niet vloeiend worden afgedrukt wanneer <Modus 1> is ingesteld.
<Modus 3>
In deze modus worden tekens en lijnen met donkere kleuren op een halftoonachtergrond vloeiend afgedrukt. Stel <Modus 3> in als grote tekens en halftonen binnen dikke lijnen met donkere kleuren verkeerd worden uitgelijnd of als de randen van tekens en lijnen met lichte kleuren rafelig zijn en niet vloeiend worden afgedrukt wanneer <Modus 1> is ingesteld.
<Modus 4>
In deze modus worden de randen van diverse objecten vloeiend afgedrukt. Stel <Modus 4> in als de randen van grote tekens en dikke lijnen met lichte kleuren rafelig zijn en niet vloeiend worden afgedrukt wanneer <Modus 1> is ingesteld.
<Modus 5>
In deze modus worden afbeeldingen en halftoonobjecten gelijkmatig afgedrukt. Stel <Modus 5> in als de gradatiebanden van afbeeldingen en diagrammen rafelig zijn of de rasterpatronen ongelijkmatig zijn wanneer wordt afgedrukt terwijl <Modus 1> is.
<Modus 6>
In deze modus worden alle objecten gelijkmatig afgedrukt. Stel <Modus 6> in als de halftonen van de hele afbeelding onjuist zijn uitgelijnd en ongelijkmatig zijn wanneer wordt afgedrukt terwijl <Modus 1> actief is.
<Speciale gladmaakmodus> is niet beschikbaar voor het afdrukken van JPEG/TIFF-bestanden.
<Tonervolumecorrectie>
Met deze instelling kunt u de functie Tonerbesparing instellen. Met Tonerbesparing wordt er minder toner gebruikt om documenten af te drukken, wat kan leiden tot een langere levensduur voor de toner.
<Normaal>
Tekst- en lijngegevens worden afgedrukt met een tonervolume dat ondersteuning biedt voor de resolutie voor tekst en lijnen. Andere gegevenstypen worden afgedrukt met een tonervolume dat ondersteuning biedt voor de kleur.
<Gradatieprioriteit>
Alle gegevens worden afgedrukt met een tonervolume dat ondersteuning biedt voor de kleur.
<Tekstprioriteit>
Alle gegevens worden afgedrukt met een tonervolume dat ondersteuning biedt voor de resolutie.
De interne beperkingswaarde kan niet worden gewijzigd.
Als <Gradatieprioriteit> is geselecteerd, kan het gebeuren dat tekens en lijnen doorlopen.
Als <Tekstprioriteit> is geselecteerd, klopt de kleur mogelijk niet.
<Tonervolumecorrectie> is niet beschikbaar voor het afdrukken van JPEG/TIFF-bestanden.
<Lijnverwerking>
Met deze instelling kunt u de beeldverwerking voor lijnen opgeven. In de meeste gevallen is het het beste om deze instelling te laten staan op <Resolutieprioriteit>.
<Resolutieprioriteit>
Er wordt een beeldverwerking uitgevoerd waarbij voor tekst en lijnen dezelfde resolutie wordt aangehouden.
<Gradatieprioriteit>
Er wordt een beeldverwerking uitgevoerd waarbij voor illustraties en lijnen dezelfde kleur en gradatie wordt aangehouden.
<Lijnverwerking> is niet beschikbaar voor het afdrukken van JPEG/TIFF-bestanden.
7
Druk op
.
Het afdrukken wordt gestart.
Als u het afdrukken wilt annuleren, tikt u op <Annuleren>
<Ja>.
8
Maak het USB-geheugenapparaat los van de USB-geheugenpoort.
1
|
Druk op .
|
2
|
Druk op .
|
3
|
Tik op <Apparaatstatus>.
|
4
|
Tik op <Geheugenmedium verwijderen>.
Wacht totdat het bericht <Het geheugenmedium kan veilig worden verwijderd.> wordt weergegeven.
|
5
|
Verwijder het USB-geheugenapparaat.
|
KOPPELINGEN