Speciale modus

Gebruik de instellingen Special modus om problemen met de afdrukkwaliteit op te lossen.
Lees het volgende zorgvuldig door voordat u de instellingen wijzigt.
BELANGRIJK
Behoud de standaardinstellingen onder normale omstandigheden:
Wijzig de instellingen alleen wanneer de onderstaande problemen optreden.

Instellingen die kunnen worden opgegeven via het bedieningspaneel

Instellingen

Standaardinstellingen worden vet weergegeven.
Speciale modus
Opties
Details
Speciale modus U
Uit, Aan
Afhankelijk van de papiersoort (vooral als dik papier wordt gebruikt) of de omgeving (vooral in droge omgevingen) kunt u vlekken van geknoeide toner zien rond de tekst of patronen. Stel in dit geval deze instelling in op <Aan>.
Als u deze modus gebruikt, kan de afdrukkwaliteit lager worden afhankelijk van de papiersoort (vooral als u dun papier gebruikt) of de omgeving (vooral in natte omgevingen).
Speciale modus V
Uit, Modus 1, Modus 2, Modus 3
Afhankelijk van de papiersoort of omgeving kunnen er verticale strepen voorkomen op afdrukken. Wijzig in dat geval de instelling.
Het effect wordt groter naarmate u een hogere modus instelt.
<Uit> -> <Modus 1> -> <Modus 2> -> <Modus 3>
(laag)
(hoog)
Als u de papiersoort of de omgeving aanpast, kan het probleem met krullen of kreukelen minder worden, zelfs als u de instelling niet wijzigt.
De instelling is beschikbaar als
<Papierformaat> is ingesteld op <B5>, <A5>, <STMT> of <EXEC>
<Type papier> is ingesteld op <Normaal (60-90 g/m2)>, <Normaal L (60-90 g/m2)>, <Gerecycled>, <Gekleurd>, <Ruw 1 (60-90g/m2)> of <Envelop>
Als u een optie selecteert met een groter effect, wordt de afdruksnelheid lager.
Speciale modus Z
Kopie: Uit, Modus 1, Modus 2, Modus 3, Modus 4
Fax:
Uit, Modus 1,
Modus 2,
Modus 3,
Modus 4
Afhankelijk van de papiersoort of omgeving kunnen er verticale strepen voorkomen op afdrukken. In dit geval moet u deze instelling wijzigen.
Het niveau van de verbetering volgens de instelling is als volgt:
<Uit> -> <Modus 1> -> <Modus 2> -> <Modus 3> -> <Modus 4>
(laag)
(hoog)
Als u de papiersoort of de omgeving aanpast, kan het probleem met vlekken minder worden, zelfs zonder de instelling te wijzigen.
Als u een optie selecteert met een groter effect, wordt de afdrukdichtheid lager. Contouren van afgedrukte tekst of afbeeldingen kunnen minder duidelijk zijn of afbeeldingen kunnen gekarteld zijn.
Speciale modus B
Uit, Modus 1, Modus 2, Modus 3
Nadat u de tonercartridge hebt vervangen of als u een tonercartridge na lange tijd weer gebruikt, kunnen er verticale strepen voorkomen op afgedrukte documenten. In dit geval moet u deze instelling wijzigen.
Het niveau van de verbetering volgens de instelling is als volgt:
<Uit> -> <Modus 1> -> <Modus 2> -> <Modus 3>
 
 
(laag)
(hoog)
Zelfs zonder de instelling te wijzigen, kunnen de problemen met strepen minder worden.
Als u een optie selecteert met een groter effect, wordt de afdruksnelheid lager.
Speciale modus C
(Alleen als u ontvangen faxdocumenten afdrukt)
Uit, Aan
Afhankelijk van de papiersoort of omgeving, kunnen er streperige vlekken voorkomen op afgedrukte documenten. Stel in dit geval een van deze instellingen in op <Aan>.
U kunt het printergeluid ook verminderen door deze instellingen in te stellen op <Aan>.
Als u de papiersoort of de omgeving aanpast, kan het probleem met krullen of kreukelen minder worden, zelfs als u de instelling niet wijzigt.
Deze modi zijn effectiever dan <Speciale modus Z>, maar de afdruksnelheid is wel lager.
Deze modi hebben een hogere prioriteit dan <Speciale modus Z>.
Speciale modus D
Kopie: Uit, Aan
Afdrukken: Uit, Aan
Speciale modus I
Uit, Aan
Afhankelijk van de papiersoort (vooral als dun of gekruld papier wordt gebruikt) kan er vaak papier vastlopen als er dubbelzijdig wordt afgedrukt. Stel in dit geval deze instelling in op <Aan>.
Als u deze modus gebruikt wanneer u geen dun papier gebruikt, kunnen afbeeldingen wit worden.
Speciale modus J
Uit, Aan
Afgedrukt papier kan vlekken bevatten als dunne lijnen of lichte afbeeldingen worden afgedrukt. Stel in dit geval deze instelling in op <Aan>.
Als u deze modus gebruikt, kunnen de volgende problemen optreden.
De uitvoer is minder fijn.
Tondervlekken zelfs op gedeeltes waar geen toner hoeft worden gebruikt.
Er wordt meer toner verbruikt.
Speciale modus K
Uit, Aan
Afhankelijk van de omgeving (vooral in omgevingen met lage temperaturen) wordt de toner mogelijk niet voldoende gefixeerd en is de uitvoer minder duidelijk. Stel in dit geval deze instelling in op <Aan>.
Een andere omgeving kan de fixering van de toner verbeteren, zelfs zonder dat de instelling is gewijzigd.
Als u deze modus gebruikt, wordt de afdruksnelheid lager.

Instellingen Speciale modus opgeven vanaf het bedieningspaneel

1
Druk op [] (Menu).
2
Druk op [] of [] om <Aanpassen/Onderhoud> te markeren en druk vervolgens op [OK].
3
Druk op [] of [] om <Speciale verwerking> te markeren en druk vervolgens op [OK].

Instellingen die kunnen worden opgegeven in het printerstuurprogramma

Instellingen

Standaardinstellingen worden vet weergegeven.
Speciale modus
Instelopties
Details
Speciale afdrukaanpassing
Uit, Modus 1, Modus 2, Modus 3, Modus 4
Afhankelijk van de papiersoort of omgeving, kunnen er streperige vlekken voorkomen op afgedrukte documenten. Wijzig in dat geval de instelling.
Het effect wordt groter naarmate u een hogere modus instelt.
[Uit] -> [Modus 1] -> [Modus 2] -> [Modus 3] -> [Modus 4]
(laag)                                                              (hoog)
Als u de papiersoort of de omgeving aanpast, kan het probleem met vlekken minder worden, zelfs als u de instelling niet wijzigt.
Hoe effectiever de instelling wordt, des te lager de dichtheid wordt. Daarnaast worden de contouren van tekst en beelden mogelijk minder duidelijk gereproduceerd, en kunnen beelden enigszins gekarteld worden weergegeven.
Speciale afdrukmodus
Uit, Speciale instellingen 1, Speciale instellingen 2
[Uit]
Er wordt afgedrukt zonder de speciale afdrukmodus toe te passen.
[Speciale instellingen 1]
Als streepjescodes die met uw apparaat worden afgedrukt, niet kunnen worden gelezen, zet u deze instelling op [Speciale instellingen 1] om het probleem zoveel mogelijk op te lossen.
Als [Speciale instellingen 1] is geselecteerd, is de dichtheid lager dan wanneer [Uit] wordt geselecteerd. Tekst of lijnen kunnen ook minder duidelijk zijn.
Als u deze modus gebruikt wanneer u geen dun papier gebruikt, kunnen afbeeldingen wit worden.
[Speciale instellingen 2]
Wanneer documenten met hoog contrast worden afgedrukt, kunnen de contouren van afgedrukte tekst of afbeeldingen wit worden. Stel deze instelling in op [Speciale instellingen 2] om het probleem te verminderen.
Als [Speciale instellingen 2] is geselecteerd, is de afdrukdichtheid lager dan wanneer [Uit] of [Speciale instellingen 1] wordt geselecteerd. Tekst of lijnen kunnen ook minder duidelijk zijn.

Instellingen Speciale modus opgeven in het printerstuurprogramma

1
Klik op het tabblad [Finishing] (Afwerking).
OPMERKING
Raadpleeg "Afdrukken" en "De standaardafdrukinstellingen instellen" voor informatie over het openen van het scherm voor het printerstuurprogramma.
2
Klik op [Advanced Settings] (Geavanceerde instellingen).
1358-0C7