Een aangepast papierformaat voor de papiertafel registreren

U kunt maximaal drie aangepaste papierformaten opslaan die u regelmatig gebruikt.
1
Druk op (Papierselectie/Instellingen).
Als onderstaand scherm <Papier selecteren> wordt weergegeven, drukt u op / om <Papierinstellingen> te selecteren. Druk vervolgens op .
2
Selecteer <Gebruikerspapier registreren> en druk op .
3
Selecteer <Niet geregistr.> en druk op .
Als de papierformaten <1> tot en met <3> al zijn ingesteld, kunt u een instelling wijzigen of verwijderen om door te gaan. De procedures hiervoor worden hierna beschreven.
Een instelling wijzigen
1
Selecteer het opgeslagen formaat dat u wilt wijzigen en druk op .
2
Selecteer <Bewerken>, druk op en ga verder met stap 4.
Een instelling verwijderen
1
Selecteer het opgeslagen formaat dat u wilt verwijderen en druk op .
2
Selecteer <Verwijderen> en druk op .
3
Selecteer <Ja> en druk op .
4
Geef het papierformaat op.
1
Geef de lengte van de zijde <X> op (de kortere zijde).
Selecteer <X> en druk op .
Voer de lengte van de zijde <X> in met / of de numerieke toetsen en druk op .
2
Geef de lengte van de zijde <Y> op (de langere zijde).
Selecteer <Y> en druk op .
Geef de lengte van de zijde <Y> op en druk op .
 
3
Selecteer <Toepassen> en druk op .
5
Selecteer het papiertype en druk op .
Opgeslagen instellingen voor afwijkend papier selecteren
Als papier in de papiertafel is geplaatst, wordt het scherm voor het selecteren van het papierformaat voor de papiertafel weergegeven. De papierformaten die u met bovenstaande procedure registreert, worden weergegeven op dit scherm. Het papierformaat en -type opgeven voor het papier in de papiertafel
N.B.
De geregistreerde papierformaten worden ook weergegeven wanneer u de standaardpapierinstellingen voor de papiertafel opgeeft. Op het scherm kunt u één van de weergegeven formaten selecteren als het standaardpapierformaat voor de papiertafel. Standaardpapierinstellingen registreren voor de papiertafel
0X40-011