![]() | Om een Active Directory- of LDAP-server op te geven als extra verificatieapparaat, moet u de gegevens van de server die voor verificatie worden gebruikt, registreren. Voer zo nodig een verbindingstest uit. |
[Authentication Management].
[Edit...].
[Use Active Directory]
[Set Domain List:]
[Use access mode within sites]
[Number of Caches for Service Ticket:]
[Use LDAP server]
[Period Until Timeout:]
[Default Domain of Login Destination:]
1 | Schakel het selectievakje in voor [Use Active Directory] en selecteer [Set Manually] voor [Set Domain List:]. |
2 | Klik op [Active Directory Management...] [OK]. |
3 | Klik op [Add Domain...]. |
4 | Voer de benodigde gegevens in. ![]() [Domain Name:]Voer de domeinnaam van de Active Directory in die de aanmeldingsbestemming is (voorbeeld: bedrijf.domein.com). [NetBIOS Name]Voer de NetBIOS-domeinnaam in (voorbeeld: bedrijf). [Primary Host Name:] / [Secondary Host Name:]Voer de hostnaam van de Active Directory-server in (voorbeeld: ad-server1). Bij gebruik van een secundaire server geeft u de naam op bij [Secondary Host Name:]. [User Name:] / [Password:]Voer gebruikersnaam en wachtwoord in voor het openen en doorzoeken van de Active Directory-server. [Login Name:] / [Displayed As] / [E-Mail Address]Geef gegevensvelden (attribuutnamen) op voor de aanmeldingsnaam, weergavenaam en e-mailadressen van elke gebruikersaccount op de Active Directory-server (voorbeeld: sAMAccountName, cn, mail). |
5 | Klik op [Test Connection] om te bevestigen dat de verbinding mogelijk is, en klik vervolgens op [Add]. ![]() Servergegevens bewerken Klik op [Edit] voor de servergegevens die u wilt bewerken, voer de nodige wijzigingen door en klik op [Update]. |

1 | Schakel het selectievakje in voor [Use LDAP server] en klik op [LDAP Server Management...] [OK]. |
2 | Klik op [Add Server...]. |
3 | Voer de LDAP-servergegevens in. ![]() [Server Name]Voer de naam van de LDAP-server in. De naam "localhost" kan niet worden gebruikt. De servernaam mag geen spaties bevatten. [Primary Address]Voer het IP-adres of de hostnaam van de LDAP-server in (voorbeeld: ldap.voorbeeld.com). Het loopbackadres (127.0.0.1) kan niet worden gebruikt. [Port:]Voer het poortnummer in dat wordt gebruikt voor communicatie met de LDAP-server. Gebruik dezelfde instelling die ook op de server is geconfigureerd. Als u geen nummer invoert, wordt het automatisch ingesteld op "636" wanneer het selectievakje voor [Use TLS] is ingeschakeld, of op "389" wanneer het selectievakje niet is aangevinkt. [Secondary Address:] / [Port:]Bij gebruik van een secundaire server in uw omgeving voert u het IP-adres en het poortnummer in. [Comments]Voer zo nodig een omschrijving of opmerking in. [Use TLS]Schakel het selectievakje in als u TLS-versleuteling voor communicatie met de LDAP-server gebruikt. [Use authentication information]Vink het selectievakje uit voor anonieme toegang tot de LDAP-server, maar alleen als de LDAP-server is ingesteld om anonieme toegang toe te staan. Bij gebruik van gebruikersnaam en wachtwoord voor verificatie schakelt u het selectievakje in en voert u waarden in voor [User Name:] en [Password:]. [Starting Point for Search:]Geef de locatie (niveau) op om te zoeken naar gebruikersgegevens als verificatie met de LDAP-server wordt uitgevoerd. |
4 | Geef op hoe de attribuutnamen en domeinnaam moeten worden ingesteld. ![]() [User Name (Keyboard Authentication):]Geef het LDAP-gegevensveld (attribuutnaam) op voor de gebruikersnaam op de LDAP-server (voorbeeld: uid). [Login Name:] / [Display Name] / [E-Mail Address]Geef de LDAP-gegevensvelden (attribuutnamen) op voor de aanmeldingsnaam, weergavenaam en e-mailadressen van elke gebruikersaccount op de LDAP-server (voorbeeld: uid, cn, mail). [Specify the domain name] / [Specify the attribute name for domain name acquisition]Selecteer hoe de domeinnaam van de aanmeldingsbestemming moet worden ingesteld. Als u de domeinnaam rechtstreeks wilt opgeven, selecteert u [Specify the domain name] en voert u de domeinnaam in. Om een LDAP-gegevensveld (attribuutnaam) op te geven waarvandaan de domeinnaam op de LDAP-server gehaald moet worden, selecteert u [Specify the attribute name for domain name acquisition] en voert u de attribuutnaam in (voorbeeld: dc). |
5 | Klik op [Test Connection] om te bevestigen dat de verbinding mogelijk is, en klik vervolgens op [Add]. |


[Save authentication information for login users]
[User Attribute to Browse:]
[Retrieve role name to apply from [User Attribute to Browse]]
[Conditions][Search Criteria] | Selecteer de zoekcriteria voor [Character String]. |
[Character String] | Voer de tekenreeks in die is geregistreerd voor het attribuut dat is opgegeven bij [User Attribute to Browse:]. Om de bevoegdheden in te stellen op basis van de groep waartoe de gebruiker behoort, voert u de groepsnaam in. |
[Role] | Selecteer de bevoegdheden die gelden voor gebruikers die voldoen aan de criteria. |

![]() |
DNS-instellingenDe volgende instellingen zijn vereist als het poortnummer dat wordt gebruikt voor Kerberos aan de zijde van Active Directory gewijzigd wordt. Informatie voor de Kerberos-service van Active Directory moet als volgt worden geregistreerd als een SRV-record: Service: "_kerberos" Protocol: "_udp" Poortnummer: Het poortnummer dat wordt gebruikt door de Kerberos-service van het Active Directory-domein (zone) Host die deze service aanbiedt: Hostnaam van de domeincontroller die doorgaans de Kerberos-service van het Active Directory-domein (zone) biedt |