|
Om een Active Directory- of LDAP-server op te geven als extra verificatieapparaat, moet u de gegevens van de server die voor verificatie worden gebruikt, registreren. Voer zo nodig een verbindingstest uit.
|
1
|
Schakel het selectievakje in voor [Use Active Directory] en selecteer [Set Manually] voor [Set Domain List:].
|
2
|
Klik op [Active Directory Management...] [OK].
|
3
|
Klik op [Add Domain...].
|
4
|
Voer de benodigde gegevens in.
[Domain Name:]
Voer de domeinnaam van de Active Directory in die de aanmeldingsbestemming is (voorbeeld: company.domain.com).
[NetBIOS Name]
Voer de NetBIOS-domeinnaam in (voorbeeld: company).
[Primary Host Name or IP Address:] / [Secondary Host Name or IP Address:]
Voer de hostnaam van de Active Directory-server of het IPv4-adres in. Bij gebruik van een secundaire server geeft u de naam op bij [Secondary Host Name or IP Address:].
Voorbeeld:
Met een hostnaam: ad-server1 Met een IPv4-adres: 192.168.18.138
[User Name:] / [Password:]
Voer gebruikersnaam en wachtwoord in voor het openen en doorzoeken van de Active Directory-server.
[Login Name:] / [Displayed As] / [E-Mail Address]
Geef gegevensvelden (attribuutnamen) op voor de aanmeldingsnaam, weergavenaam en e-mailadressen van elk gebruikersaccount op de Active Directory-server (voorbeeld: sAMAccountName, cn, mail).
|
5
|
Klik op [Connection Test] om te bevestigen dat de verbinding mogelijk is, en klik vervolgens op [Add].
Servergegevens bewerken
Klik op [Edit] voor de servergegevens die u wilt bewerken, voer de nodige wijzigingen door en klik op [Update].
|
1
|
Schakel het selectievakje in voor [Use LDAP server] en klik op [LDAP Server Management...] [OK].
|
2
|
Klik op [Add Server...].
|
3
|
Voer de LDAP-servergegevens in.
[Server Name]
Voer de naam van de LDAP-server in. De naam "localhost" kan niet worden gebruikt. De servernaam mag geen spaties bevatten.
[Primary Address]
Voer het IP-adres of de hostnaam van de LDAP-server in (voorbeeld: ldap.example.com). Het loopbackadres (127.0.0.1) kan niet worden gebruikt.
[Port:]
Voer het poortnummer in dat wordt gebruikt voor communicatie met de LDAP-server. Gebruik dezelfde instelling die ook op de server is geconfigureerd. Als u geen nummer invoert, wordt het automatisch ingesteld op "636" wanneer het selectievakje voor [Use TLS] is ingeschakeld, of op "389" wanneer het selectievakje niet is aangevinkt.
[Secondary Address:] / [Port:]
Bij gebruik van een secundaire server in uw omgeving voert u het IP-adres en het poortnummer in.
[Comments]
Voer zo nodig een omschrijving of opmerking in.
[Use TLS]
Schakel het selectievakje in als u TLS-versleuteling voor communicatie met de LDAP-server gebruikt.
[Use authentication information]
Vink het selectievakje uit voor anonieme toegang tot de LDAP-server, maar alleen als de LDAP-server is ingesteld om anonieme toegang toe te staan. Bij gebruik van gebruikersnaam en wachtwoord voor verificatie schakelt u het selectievakje in en voert u waarden in voor [User Name:] en [Password:].
[Starting Point for Search:]
Geef de locatie (niveau) op om te zoeken naar gebruikersgegevens als verificatie met de LDAP-server wordt uitgevoerd.
|
4
|
Geef op hoe de attribuutnamen en domeinnaam moeten worden ingesteld.
[User Name (Keyboard Authentication):]
Geef het LDAP-gegevensveld (attribuutnaam) op voor de gebruikersnaam op de LDAP-server (voorbeeld: uid).
[Login Name:] / [Display Name] / [E-Mail Address]
Geef de LDAP-gegevensvelden (attribuutnamen) op voor de aanmeldingsnaam, weergavenaam en e-mailadressen van elk gebruikersaccount op de LDAP-server (voorbeeld: uid, cn, mail).
[Specify the domain name] / [Specify the attribute name for domain name acquisition]
Selecteer hoe de domeinnaam van de aanmeldingsbestemming moet worden ingesteld. Als u de domeinnaam rechtstreeks wilt opgeven, selecteert u [Specify the domain name] en voert u de domeinnaam in. Om een LDAP-gegevensveld (attribuutnaam) op te geven waarvandaan de domeinnaam op de LDAP-server gehaald moet worden, selecteert u [Specify the attribute name for domain name acquisition] en voert u de attribuutnaam in (voorbeeld: dc).
|
5
|
Klik op [Connection Test] om te bevestigen dat de verbinding mogelijk is, en klik vervolgens op [Add].
|
[Search Criteria]
|
Selecteer de zoekcriteria voor [Character String].
|
[Character String]
|
Voer de tekenreeks in die is geregistreerd voor het attribuut dat is opgegeven bij [User Attribute to Browse:]. Om de bevoegdheden in te stellen op basis van de groep waartoe de gebruiker behoort, voert u de groepsnaam in.
|
[Role]
|
Selecteer de bevoegdheden die gelden voor gebruikers die voldoen aan de criteria.
|
|
DNS-instellingenDe volgende instellingen zijn vereist als het poortnummer dat wordt gebruikt voor Kerberos aan de zijde van Active Directory gewijzigd wordt.
Informatie voor de Kerberos-service van Active Directory moet als volgt worden geregistreerd als een SRV-record:
Service: "_kerberos"
Protocol: "_udp"
Poortnummer: Het poortnummer dat wordt gebruikt door de Kerberos-service van het Active Directory-domein (zone)
Host die deze service aanbiedt: Hostnaam van de domeincontroller die doorgaans de Kerberos-service van het Active Directory-domein (zone) biedt
|