Bestandsnaam opgeven voor het verzenden naar een bestemming in de Favoriete instellingen
U kunt een bestandsnaam opgeven wanneer u een bestand/e-mail wilt verzenden naar een bestemming die is geregistreerd in [Favor.- instel.] op het bedieningspaneel van de machine.
U kunt maximaal 10 gegevenstypen als bestandsnaam opgeven voor elke <Favorite Settings Button Name>. Geef de bestandsnamen op door de informatie voor de bestandsnaam op te geven als <Tag> in <Number> 1 tot 10. De informatie in <Tag> wordt gebruikt voor de bestandsnamen in de volgorde van <Number>.
BELANGRIJK |
Voor het gebruik van deze functie moet u via het bedieningspaneel van de machine een combinatie van instellingen registreren voor verzending van bestanden of e-mail in [Favor.- instel.]. Voor meer informatie over [Favor.- instel.] raadpleegt u "Scannen en verzenden". |
1.
Klik op [Settings/Registration] → selecteer [Send] bij <Function Settings>.
2.
Klik op [Favor.- instel.] → [Edit] voor <Favorite Settings Button Name> om de bestandsnaam in te stellen.
3.
Geef <Tag> en <Settings> op die overeenkomen met <Number> → klik op [OK].
Als u ook een tekenreeks wilt gebruiken die automatisch aan het einde van de verzonden documentnaam (achtervoegsel) wordt toegevoegd wanneer u een bestand/e-mail verzendt via het bedieningspaneel van de machine, selecteert u [Add Postfix to File Name].
De maximale lengte van een opgegeven bestandsnaam is 255 tekens, inclusief de opgegeven labels, postfix en bestandsextensie.
Labels
Voor het betreffende instellingsnummer kunnen geen labels worden ingesteld.
TX Date/Time | De verzenddatum en -tijd worden in de bestandsnaam gebruikt. U kunt in de keuzelijst een indeling voor de datum en tijd selecteren. |
Device Name | Hiervoor wordt de apparaatnaam gebruikt die is ingesteld in [Instellingen Apparaatinformatie] in [Device Management] in [Beheerinstellingen] (Instellingen/Registratie) via het bedieningspaneel van de machine. |
Location | Hiervoor wordt de locatie gebruikt die is ingesteld in [Instellingen Apparaatinformatie] in [Device Management] in [Beheerinstellingen] (Instellingen/Registratie) via het bedieningspaneel van de machine. |
Job Number | Hiermee wordt de viercijferige taak-ID gebruikt die wordt toegekend bij het uitvoeren van een verzendtaak in de bestandsnaam. |
Department ID | Als Afdeling ID-beheer is ingesteld wanneer er een verzendtaak wordt uitgevoerd, wordt de huidige zevencijferige Afdeling ID gebruikt in de bestandsnaam. |
Custom Characters | Hiermee gebruikt u tekens die vooraf in de bestandsnaam zijn gedefinieerd. |
OCR Characters | Hiermee gebruikt u de tekens die zijn ingesteld bij het maken van een doorzoekbaar PDF-/XPS-bestand in de bestandsnaam. |
Top Page Number | Hiermee gebruikt u het paginanummer van de startpagina van een verzonden document in de bestandsnaam. Als een document is verdeeld en afzonderlijk is verzonden, zal het paginanummer van de startpagina van elke verdeelde onderdeel worden gebruikt. |
BELANGRIJK |
De aangegeven documentnaam kan worden gewijzigd via het bedieningspaneel van de machine. Als u echter probeert de documentnaam te bewerken met de externe UI, worden de instellingen van de bestandsnaam mogelijk hersteld. Als u met deze functie een bestandsnaam opgeeft voor een knop met favoriete instelling in [Favor.- instel.] in de externe UI, en de knop met favoriete instelling selecteert via het bedieningspaneel van de machine, worden letters in een speciale indeling weergegeven als de documentnaam. Als een <User Name> uit meer dan 32 tekens bestaat, worden de eerste 32 tekens gebruikt in de bestandsnaam. Maximaal 16 tekens kunnen worden ingesteld voor <Custom Characters>. U kunt <Settings> niet leeg laten. Gebruik de volgende tekens niet in de bestandsnaam, omdat het bestand daardoor ongeldig kan worden: \ / : * ? " <> | |
OPMERKING |
Als u doorzoekbaar PDF/XPS niet instelt bij een verzendopdracht, wordt de instelling van [OCR Characters] genegeerd en wordt niets aan de bestandsnaam toegevoegd. Als u afdelings-ID-beheer niet instelt bij een verzendopdracht, wordt de instelling van [Department ID] genegeerd en wordt er niets aan de bestandsnaam toegevoegd. U kunt hetzelfde label instellen voor meer dan één <Number>. Weergegeven nummers die zijn ingesteld op [Not Specified], worden genegeerd. Als u [Not Specified] instelt voor alle <Number>, wordt de bestandsnaam die is ingesteld via het bedieningspaneel voor verzending van bestanden en e-mail, gebruikt. Als er geen instellingen worden opgegeven voor een knop met favoriete instellingen in [Favorite Settings] in de externe UI, wordt de documentnaam beperkt tot de eerste 24 tekens van de documentnaam die al is opgegeven via het bedieningspaneel van de machine. |