<Opslaan/Toegang bestanden>
In dit gedeelte worden de instellingen beschreven voor het opslaan van gescande documenten en het afdrukken van opgeslagen bestanden.
<Registreren/Bewerken favorieteninstellingen>
(Inst./Registrern)
<Functie-instellingen>
<Opslaan/Toegang bestanden>
<Algemene instellingen>
<Instellingen Scannen en opslaan>
U kunt veelgebruikte instellingen opslaan onder een knop op de machine voor later gebruik bij het opslaan. U kunt ook uw favoriete naam aan een knop toewijzen en geregistreerde instellingen controleren.
Een combinatie van veelgebruikte functies registrerenInstellingen van tevoren opgeven
Om deze instellingen op te slaan/te bewerken, geeft u de instellingen van
(Inst./Registrern) op nadat u de volgende procedure van tevoren hebt uitgevoerd.
1 | Druk op <Scannen en opslaan>. Het scherm <Home> |
2 | Geef de locatie op waar het bestand moet worden opgeslagen. |
3 | Druk op <Scannen>. |
4 | Geef de scaninstellingen op die moeten worden opgeslagen. |
<Wijzig standaard instellingen>
(Inst./Registrern)
<Functie-instellingen>
<Opslaan/Toegang bestanden>
<Algemene instellingen>
<Instellingen Scannen en opslaan>
U kunt de instellingen wijzigen die als standaard zijn geregistreerd voor de functie <Scannen en opslaan>.
Instellingen van tevoren opgeven
Om deze instellingen op te slaan/te bewerken, geeft u de instellingen van
(Inst./Registrern) op nadat u de volgende procedure van tevoren hebt uitgevoerd.
1 | Druk op <Scannen en opslaan>. Het scherm <Home> |
2 | Geef de locatie op waar het bestand moet worden opgeslagen. |
3 | Druk op <Scannen>. |
4 | Geef de scaninstellingen op die moeten worden opgeslagen. |
<Registreren/Bewerken favorieteninstellingen>
(Inst./Registrern)
<Functie-instellingen>
<Opslaan/Toegang bestanden>
<Algemene instellingen>
<Instellingen Toegang opgeslagen bestanden>
U kunt veelgebruikte instellingen opslaan onder een knop op de machine voor later gebruik bij het afdrukken. U kunt ook uw favoriete naam aan een knop toewijzen en geregistreerde instellingen controleren.
Een combinatie van veelgebruikte functies registrerenInstellingen van tevoren opgeven
Om deze instellingen op te slaan/te bewerken, geeft u de instellingen van
(Inst./Registrern) op nadat u de volgende procedure van tevoren hebt uitgevoerd.
1 | Druk op <Toegang opgeslagen bestanden>. Het scherm <Home> |
2 | Selecteer de locatie waar het te gebruiken bestand is opgeslagen. |
3 | Selecteer een bestand en druk op <Afdrukken>. |
4 | Geef de afdrukinstellingen op die moeten worden opgeslagen. |
<Wijzig standaard instellingen>
(Inst./Registrern)
<Functie-instellingen>
<Opslaan/Toegang bestanden>
<Algemene instellingen>
<Instellingen Toegang opgeslagen bestanden>
U kunt de instellingen wijzigen die als standaard zijn geregistreerd voor de functie <Toegang opgeslagen bestanden>.
Instellingen van tevoren opgeven
Om deze instellingen op te slaan/te bewerken, geeft u de instellingen van
(Inst./Registrern) op nadat u de volgende procedure van tevoren hebt uitgevoerd.
1 | Druk op <Toegang opgeslagen bestanden>. Het scherm <Home> |
2 | Selecteer de locatie waar het te gebruiken bestand is opgeslagen. |
3 | Selecteer een bestand en druk op <Afdrukken>. |
4 | Geef de afdrukinstellingen op die moeten worden opgeslagen. |
<Beperk vak PIN tot 7 cijfers/Beperk toegang>
(Inst./Registrern)
<Functie-instellingen>
<Opslaan/Toegang bestanden>
<Algemene instellingen>
Als u dit instelt op <Aan>, worden gebruikers gedwongen een pincode van zeven cijfers in te stellen, wat de beveiliging verbetert.
|
Deze instelling wordt ook toegepast op de Geheugen RX-postbus en de Vertrouwelijke fax postbus. |
<Instellingen netwerkplaats>
(Inst./Registrern)
<Functie-instellingen>
<Opslaan/Toegang bestanden>
<Netwerkinstellingen>
U kunt de Geavanceerde ruimte van een andere machine uit de imageRUNNER ADVANCE-serie of een Windows-server als een externe verwijzing opslaan.
Aansluiten op andere apparaten<Protocol voor externe verwijzing>
(Inst./Registrern)
<Functie-instellingen>
<Opslaan/Toegang bestanden>
<Netwerkinstellingen>
U kunt het protocol selecteren dat moet worden gebruikt als toegang wordt verkregen tot de Geavanceerde ruimte van een andere machine uit de imageRUNNER ADVANCE-serie of een Windows-server die extern wordt geopend.
Aansluiten op andere apparaten<Bevestig TLS-certificaat voor netwerktoeg.>
(Inst./Registrern)
<Functie-instellingen>
<Opslaan/Toegang bestanden>
<Netwerkinstellingen>
U kunt controleren of het TLS-servercertificaat geldig is wanneer u de Geavanceerde ruimte opent van een andere machine uit de imageRUNNER ADVANCE-serie of een Windows-server. U kunt de geldigheid van het certificaat en de betrouwbaarheid van de certificaatketen controleren, en de CN (algemene naam) bevestigen.
Aansluiten op andere apparaten<Specificatiemethode persoonlijke map>
(Inst./Registrern)
<Functie-instellingen>
<Opslaan/Toegang bestanden>
<Netwerkinstellingen>
Een persoonlijke map is een individuele map die kan worden gebruikt door de gebruiker die is aangemeld via persoonlijk authenticatiebeheer. Gedeelde mappen en bestandsservers kunnen worden aangeduid en gebruikt als een persoonlijke map.
Persoonlijke mappen configureren |
Een persoonlijke map is een map die wordt gedeeld door de volgende schermen. <Scannen en verzenden> <Netwerk> in <Scannen en opslaan> <Netwerk> in <Toegang opgeslagen bestanden> |
<Scan-/afdrukfunctie gebruiken>
(Inst./Registrern)
<Functie-instellingen>
<Opslaan/Toegang bestanden>
<Instellingen geheugenmedia>
Als u deze instelling opgeeft, kunt u documenten uit geheugenmedia opslaan en bestanden in geheugenmedia afdrukken.
Het gebruik van geheugenmedia beperken<Selecteer optie bij aansluiting van geheugenmedia>
(Inst./Registrern)
<Functie-instellingen>
<Opslaan/Toegang bestanden>
<Instellingen geheugenmedia>
U kunt instellen of snelkoppelingen naar beschikbare functies worden weergegeven als er geheugenmedia zijn aangesloten.
Een USB-geheugenapparaat aansluiten