Instellingen faxlijn

Om de fax op de machine te gebruiken, registreert u faxnummer en bedrijf of afdelingsnaam die u wilt weergeven/hebben afgedrukt op de faxmachine van de ontvanger bij het verzenden van een fax. Stel ook het communicatiekanaaltype in.
De faxfunctie gebruiken
Het optionele product is nodig om te faxen. Systeemopties
1
Druk op  (Inst./Registrern).
2
Druk op <Functie-instellingen> <Verzenden> <Faxinstellingen>  <Stel lijn in>.
3
Druk op <Lijn 1>  <Registreer eenheid telefoonnummer>.
4
Voer een faxnummer in en druk op <OK>.
Het faxnummer dat u hebt geregistreerd, zal worden gemeld bij de ontvanger.
5
Voer een naam in bij <Registreer apparaatnaam> en druk op <OK>.
De naam die u hebt geregistreerd, zal worden gemeld bij de ontvanger.
In plaats van de machinenaam die u hebt opgegeven, kunt u de naam van de afzender weergeven of afdrukken. Basisbewerkingen voor het verzenden van faxen
6
Selecteer een lijntype bij <Selecteer Type lijn> en druk op <OK>.
Als u niet zeker weet welk lijntype u gebruikt, neem dan contact op met uw dealer of servicevertegenwoordiger of het verkoopkantoor van uw telefoonmaatschappij.
Configureer de instelling in overeenstemming met de faxoptie.
U kunt instellen dat een telefoonnummer van een bestemming op het scherm wordt weergegeven of wordt gemeld bij <Stel nummerweergave in>. <Ontvangen/Doorzenden>  <Faxinstellingen>
U kunt instellen dat automatisch wordt geschakeld tussen inkomende fax en inkomende oproep bij <RX mode>. <Ontvangen/Doorzenden>  <Faxinstellingen>
7J2C-018