<Aanpassen beeldkwaliteit>
Dit gedeelte beschrijft hoe u de beeldkwaliteit kunt aanpassen voor afdrukken.
<Afdrukpositie aanpassen>
<Instellen>

<Aanpassen/Onderhoud>

<Aanpassen beeldkwaliteit>
U kunt de afdrukpositie aanpassen wanneer de afdrukken scheef zijn of uit het afdrukbereik steken.
De afdrukpositie aanpassen<Preventiemod. Waterdruppelpatroon>
<Instellen>

<Aanpassen/Onderhoud>

<Aanpassen beeldkwaliteit>

<Speciale verwerking>
U kunt <Preventiemod. Waterdruppelpatroon> instellen voor wanneer er spetters, witte plekken, strepen, enz. verschijnen op de afbeeldingen met grijstinten van dubbelzijdige afdrukopdrachten. Stel deze modus in op <Aan> onmiddellijk nadat u de machine inschakelt in een omgeving met lage temperatuur, als de weergave van de afdruk in grijstinten aanzienlijk verschilt van het originele document.
|
Als u <Preventiemod. Waterdruppelpatroon> instelt, wordt de afdruksnelheid voor het eerste vel langzamer. |
<Modus preventie beslaan>
<Instellen>

<Aanpassen/Onderhoud>

<Aanpassen beeldkwaliteit>

<Speciale verwerking>
Als u de machine gebruikt in een omgeving met lage luchtvochtigheid, wordt de toner mogelijk lichtjes toegepast op een gebied dat onbedrukt hoort te zijn (wit gebied). U kunt dit probleem oplossen door <Modus preventie beslaan> in te stellen op <Aan>.
|
Als <Modus 1> is ingesteld, wordt het correctie-effect zwakker. Het effect wordt sterker als <Modus 2> is ingesteld. De tonerdichtheid op de afdruk kan echter lichter worden wanneer <Modus 2> is ingesteld. |
<Fixeerniveau voor enveloppen aanpassen>
<Instellen>

<Aanpassen/Onderhoud>

<Aanpassen beeldkwaliteit>

<Speciale verwerking>
Wanneer u afdrukt op enveloppen en de flappen zijn gelijmd (hoewel dit niet zo hoort te zijn) of de toner wordt slecht gefixeerd, dan kunt u het fixeerniveau aanpassen.
|
Als de flap van de enveloppe gelijmd is, stelt u het fixeerniveau in op <Laag>. Als de toner niet voldoende gefixeerd is op enveloppen, stelt u het fixeerniveau in op <Hoog>. Deze instelling is alleen geldig wanneer u afdrukt op enveloppen. |
<Corr. fix. voor opdr. met PT (Dik 4)>
<Instellen>

<Aanpassen/Onderhoud>

<Aanpassen beeldkwaliteit>

<Speciale verwerking>
Deze modus verbetert het afdrukresultaat wanneer de afbeelding vaag is omdat er te weinig toner op het papier is gefixeerd.
|
Deze instelling is alleen ingeschakeld wanneer papier wordt geladen in de multi-purpose tray en <Type papier> is ingesteld op <Dik 4>. Bij deze instelling is de machine beperkt tot eenzijdig afdrukken, ook bij gebruik van papier waarvoor tweezijdig afdrukken is toegestaan. Bij instelling op <Aan>, zal de afdruksnelheid langzamer zijn.
|
<Tonerdens. aanpassen>
<Instellen>

<Aanpassen/Onderhoud>

<Aanpassen beeldkwaliteit>
Als de dichtheid van het afdrukken aanzienlijk afwijkt van het origineel, wordt de algemene dichtheid van het afgedrukte materiaal aangepast aan het origineel, inclusief gevulde gebieden, tekst, lijnen en tussenliggende dichtheden.
<Dichtheid aanpassen voor spec. papier>
<Instellen>

<Aanpassen/Onderhoud>

<Aanpassen beeldkwaliteit>
Naarmate een tonercartridge langer wordt gebruikt, kunnen afdrukken op bepaald papier vaag worden. Deze instelling kan dit probleem verbeteren.
|
Deze instelling is alleen geldig voor de volgende papiersoorten. Normaal 3 Dik 1 Dik 2 Dik 3 Dik 4 Bond Briefkaart Envelop Apotheekzakje Stel een lagere waarde in om de afdrukdichtheid te verminderen en een hogere waarde om de afdrukdichtheid te verhogen. Het wijzigen van deze instelling verandert ook het tonerverbruik. |