<Onderhoud>
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de automatische reinigingsfunctie van de machine kunt gebruiken.
<Reinig de drukrol voor fixering>
<Instellen>

<Aanpassen/Onderhoud>

<Onderhoud>
Als het bedrukte papier vuil is, voert u <Reinig de drukrol voor fixering> uit.
<Reinig om lekken van toner te voorkomen>
<Instellen>

<Aanpassen/Onderhoud>

<Onderhoud>
Als u het apparaat over een grote afstand verplaatst, kunt u het morsen van toner vermijden.
De machine verplaatsen<ITB reinigen>
<Instellen>

<Aanpassen/Onderhoud>

<Onderhoud>
Als de afdrukkwaliteit niet goed is, kunt u de ITB-eenheid reinigen.
<Aanpassen na tonercartridge vervangen>
<Instellen>

<Aanpassen/Onderhoud>

<Onderhoud>
Pas de tonerdichtheid aan als POP-afdrukken niet mogelijk is met de verwachte dichtheid.
<Initialiseren na verv. v/d onderdelen>
<Instellen>

<Aanpassen/Onderhoud>

<Onderhoud>
Nadat u de verbruiksartikelen hebt vervangen, voert u <Initialiseren na verv. v/d onderdelen> uit om de initialisatie te verrichten.
<Regel ontdekte condens>
<Instellen>

<Aanpassen/Onderhoud>

<Onderhoud>
Stel in of u het proces voor het verwijderen van condens wilt starten wanneer condens in de machine wordt gedetecteerd. Als u deze modus instelt op <Aan>, wordt het proces voor het verwijderen van condens automatisch uitgevoerd. U kunt de machine ook instellen om het afdrukken niet te beperken tijdens het verwijderen van condens.
|
Tijdens het proces voor het verwijderen van condens, wordt afdrukken mogelijk niet correct uitgevoerd zodat het papier blanco blijft. Om het effect voor het proces voor het verwijderen van condens te behouden wanneer deze modus is ingesteld op <Aan>, moet de machine ingeschakeld blijven. |
|
Als u <Tijdens condens. cntrl> instelt na het instellen van <Regel ontdekte condens> op <Aan>, wordt een scherm weergegeven dat controleert of u onmiddellijk de condenscontrole wilt uitvoeren. Druk op <OK> om het proces onmiddellijk uit te voeren. |