
![]() |
Alleen IPv4-adressen kunnen worden geregistreerd voor de sublijn. Voor informatie over de uitzonderingsadressen en uitzonderingspoortnummers die voor communicatie kunnen worden gebruikt en standaard zijn geregistreerd, raadpleegt u Beheerfuncties. |
(Instellingen/Registratie).
<Netwerk>
<Instellingen sublijn>
<Firewall instellingen>.

<Enkelvoudig adres>
<Adressen bereik>
<Prefix adres>1 | Selecteer de invoermethode voor het IP-adres en voer de uitgezonderde adressen in. |
2 | Druk op <Volgende>. |
3 | Stel zo nodig het poortnummer in en druk op <OK>. Geef aan of een poortnummer moet worden opgegeven. U kunt gedetailleerde communicatiebeperkingen configureren door een poortnummer voor uitgezonderde adressen op te geven. ![]() <Niet aangeven>De instelling voor uitgezonderde adressen geldt voor alle communicatie die van het opgegeven IP-adres afkomstig is. <Aangeven>De instelling voor uitgezonderde adressen geldt alleen voor communicatie die via het speciale poortnummer van het opgegeven IP-adres afkomstig is. Druk op <Toevoegen>, voer het poortnummer in en druk op <OK>. U kunt maximaal 50 poorten registreren per uitzonderingsadres. |

(Instellingen/Registratie)
(Instellingen/Registratie)
<Toepassen gew. inst.>
<Ja>.![]() |
De geblokkeerde communicatieverzoeken in het logboek controlerenDe laatste 100 communicaties die door de firewall zijn geblokkeerd, kunnen worden weergegeven via (Instellingen/Registratie) <Voorkeuren> <Netwerk> <Firewall instellingen> <IP-adresblok log>. De geschiedenis met geblokkeerde communicaties kan in de CSV-indeling worden geëxporteerd vanuit de Remote UI (UI op afstand). Een logboek als een bestand exporterenAls <Standaard policy> is ingesteld op <Weigeren>, wordt de communicatiegeschiedenis die geblokkeerd wordt door de firewall niet weergegeven in <IP-adresblok log>. |