1
|
Druk op <WEP>.
|
2
|
Selecteer een verificatiemethode.
Om de WEP-sleutel als wachtwoord te gebruiken, drukt u op <Gedeelde sleutel>.
Als u op <Open Systeem> drukt, krijgt de machine door dat verificatie is ingesteld op de draadloze router. Als dat gebeurt, wijzigt de machine de instelling automatisch naar <Gedeelde sleutel> en probeert opnieuw verbinding te maken.
|
3
|
Selecteer de WEP-sleutel die u wilt bewerken.
Druk op een van <WEP-sleutel 1> tot <WEP-sleutel 4>.
|
4
|
Voer de netwerksleutel in die u hebt gecontroleerd.
|
5
|
Selecteer de WEP-sleutel die u wilt gebruiken.
|
6
|
Druk op <OK>.
|
1
|
Druk op <WPA/WPA2-PSK>.
|
2
|
Selecteer een encryptiemethode.
Om de machine zo in te stellen dat AES-CCMP of TKIP automatisch worden geselecteerd voor instelling van de draadloze router, drukt u op <Auto>.
|
3
|
Druk op <Encryptiesleutel> en voer de netwerksleutel in die u hebt gecontroleerd.
|
4
|
Druk op <OK>.
|
1
|
Druk op <WPA/WPA2-EAP>.
|
2
|
Druk op <OK>.
|