MAC-adressen bij firewallinstellingen opgeven
U kunt aangeven of communicatie met een apparaat met een specifiek MAC-adres moet worden toegestaan of afgewezen.
1
Druk op
(Inst./Registrern).
2
Druk op <Voorkeuren>
<Netwerk>
<Firewall instellingen>
<MAC-adresfilter>.
3
Selecteer <Filter uitgaand> of <Filter inkomend>.
Om beperkingen op te leggen op gegevens die vanaf de machine worden verzonden, selecteert u <Filter uitgaand>.
Om beperkingen op te leggen op gegevens die van een machine worden ontvangen, selecteert u <Filter inkomend>.
4
Stel <Gebruik filter> in op <Aan>, selecteer <Standaard policy> en druk vervolgens op <Registreren>.
Voor <Standaard policy> selecteert u <Weigeren> om alleen communicatie met apparaten met een MAC-adres dat bij de volgende stap bij <Andere adressen> wordt opgegeven, toe te staan, of selecteer <Toestaan> om communicatie daarmee af te wijzen.
Als <Weigeren> is geselecteerd voor <Standaard policy>, gelden de beperkingen niet voor verzending naar multicast- of broadcastadressen.
5
Voer de uitgezonderde adressen in en druk op <OK>.
Geef de MAC-adressen op die u wilt uitzonderen bij de optie <Standaard policy> die bij de vorige stap is geselecteerd.
U kunt 100 uitzonderingsadressen registreren voor <Filter uitgaand> en <Filter inkomend>.
Een uitgezonderd adres bewerken
Selecteer op het scherm dat bij stap 4 wordt weergegeven, het uitgezonderde adres dat u wilt bewerken, en druk op <Bewerken> om het scherm Bewerken weer te geven.
6
Druk op <OK>.
7
Druk op
(Inst./Registrern)
(Inst./Registrern)
<Gew. inst. toep.>
<Ja>.
KOPPELINGEN