Instellingen synchroniseren voor meerdere multifunctionele Canon-printers

U kunt de gepersonaliseerde gegevens van meerdere multifunctionele Canon-printers synchroniseren in een netwerk. Hierdoor kunnen het adresboek, en de persoonlijke knoppen/gedeelde knoppen enz. die zijn opgegeven en geregistreerd op één machine worden gebruikt op andere gesynchroniseerde machines. Voor informatie over de items die worden gesynchroniseerd, raadpleegt u Lijst met items die kunnen worden gepersonaliseerd
Server/clientmachine
Clientmachine
Clientmachine
Deze machine heeft geen serverfunctie. Deze opereert als een clientmachine.
Schakel de serverfunctie op de machine in met de serverfunctie en verbind deze machine als een clientmachine.
Maximaal 10 machines, inclusief de servermachine, kunnen worden gesynchroniseerd.
Synchroniseerde waarden worden mogelijk niet weergegeven, afhankelijk van de optionele producten en de machineconfiguratie.
Een servermachine kan worden gebruikt als een servermachine die niet zijn eigen gegevens synchroniseert, of als zowel server- als clientmachine (server/clientmachine).
Als u geen clientfuncties start op de servermachine, worden de gegevens die op de servermachine zijn opgegeven, niet weergegeven in clientmachines.

Procedure voor synchroniseren

Geef synchronisatie op zoals hieronder aangegeven.
 
 
Eerste controle
Zijn te synchroniseren machines goed aangesloten op het netwerk?
 
 
 
 
 
 
Gebruikersgegevens exporteren
Het is raadzaam om de gebruikersdata te exporteren voor het maken van een back-up. De gegevens van instellingen importeren/exporteren
 
 
 
 
De machine-instellingen van de server opgeven
Start de synchronisatie op de servermachine. Voor meer informatie over de procedure, raadpleegt u de instructiehandleiding van de machine met de serverfunctie.
 
 
 
Gedetailleerde synchronisatie-instellingen opgeven
Geef de gedetailleerde synchronisatie-instellingen op de servermachine op. Voor meer informatie over de procedure, raadpleegt u de instructiehandleiding van de machine met de serverfunctie.
 
 
Synchronisatie starten
Geef de verbindingsbestemming op de clientmachines op en start de synchronisatie. Synchronisatie van instellingen starten
 
 
Synchronisatie controleren
Controleer de gedetailleerde synchronisatie-instellingen, geregistreerde gebruikers en verbonden machines op de servermachine. Voor meer informatie over de procedure, raadpleegt u de instructiehandleiding van de machine met de serverfunctie.
Als u het bereik voor delen, enz. wilt wijzigen na het starten van de synchronisatie, sluit u alle clientmachines af, wijzigt u de instellingen op de servermachine en start u alle clientmachines opnieuw.
De synchronisatie start nadat de clientmachines opnieuw zijn opgestart.
Als een clientmachine start en verbinding maakt met de servermachine, worden de gebruikersgegevens die zijn geregistreerd op de servermachine en de clientmachine overschreven door de gebruikersgegevens in de servermachine, en worden de gebruikersgegevens op de clientmachine verwijderd. Als u de gebruikersgegevens wilt gebruiken op een clientmachine die moet worden aangesloten, verwijdert u de overeenkomende gegevens van de servermachine via <Gebruikersgegevens verwijderen> in <Aangepaste instellingen synchroniseren (server)> voordat u de clientmachine start.
Als er verschillende gegevens bestaan voor dezelfde gebruiker op meerdere clientmachines die achtereenvolgens worden gestart, worden de gebruikersgegevens in de clientmachine die het eerst met de server is verbonden, gebruikt voor synchronisatie.
 : Gegevens van gebruiker 1
 : Overige gegevens van gebruiker 1
 : Gegevens van gebruiker 2
 : Gegevens van gebruiker 3
Gebruikersgegevens van clientmachine A
De eerste clientmachine die verbinding met de server heeft gemaakt.
Heeft de gegevens van gebruiker 1 en gebruiker 2 geregistreerd.
Gebruikersgegevens van clientmachine B
Heeft de andere gegevens van gebruiker 1 en de gegevens van gebruiker 3 geregistreerd.
Gebruikersgegevens die op de servermachine zijn geregistreerd
De gegevens van gebruiker 1 die op de servermachine zijn geregistreerd, zijn gesynchroniseerd aan de hand van de gegevens van clientmachine A.
Als er een probleem optreedt in de servermachine of een clientmachine na het starten van de synchronisatie, worden de gegevens met [Apparaatspecifiek (niet gedeeld)] die zijn ingesteld als deelbereik in de machine met het probleem, teruggezet naar de standaardinstelling en niet hersteld.
Als u aangepaste instellingen tussen machines wilt synchroniseren, moeten de machineverificatie-instellingen en de groepsbeheerinstellingen hetzelfde zijn. Voor informatie over het opgeven van dezelfde verificatie-instellingen raadpleegt u de instructies voor de aanmeldingstoepassing. Voor groepsbeheerinstellingen wordt aanbevolen dat de instellingen in de ene machine worden geëxporteerd en worden geïmporteerd in de andere machines. Als er afdelings-ID's worden gebruikt voor groepsbeheer, stelt u dezelfde afdelings-ID's in voor elke machine.
Voor het synchroniseren van de informatie over netwerkplaatsen voor sleutelketens moet de volgorde waarin de netwerkplaatsen zijn geregistreerd, in alle machines hetzelfde zijn.
Als u een machine gebruikt met een oudere versie, zijn geregistreerde sneltoetsen en sleutelketens mogelijk niet gesynchroniseerd.
Terwijl aangepaste instellingen worden gesynchroniseerd, wordt <Actie bij overschrijding max. aantal gebruikers> voor zowel clientmachines als servermachines ingesteld op <Verwijder oudste gebruikersinstellingen> en kan dit niet worden gewijzigd.
Als de synchronisatie van aangepaste instellingen (client) wordt gestart, kunnen de te synchroniseren gegevens (inclusief het adresboek) niet meer worden geïmporteerd/geëxporteerd. Voor informatie over het importeren/exporteren van gegevens raadpleegt u De gegevens van instellingen importeren/exporteren. Voor informatie over de gegevens die met de aangepaste instellingen worden gesynchroniseerd, raadpleegt u Lijst met items die kunnen worden gepersonaliseerd.
9XUU-0EJ