Instellingenscherm en bewerkingen voor scannen om op te slaan

Wanneer u op <Scannen en opslaan> drukt in het scherm <Start> en vervolgens op <Netwerk> of <Geheugenmedia> drukt om originelen te scannen, wordt het volgende instellingenscherm weergegeven.

Druk op dit pictogram om de huidige instellingen te registreren in <Favorieteninstellingen> van  of in het startscherm. Veelgebruikte instellingen en bestemmingen opslaan als persoonlijke/gedeelde knoppen op het scherm <Home>

<Favor.instel.>

Registreer veelgebruikte scaninstellingen van tevoren hier om ze gemakkelijk op te roepen wanneer ze nodig zijn.

Huidige instellingenstatus en -knoppen

Geeft de instellingenstatus weer van bijvoorbeeld de resolutie en het scanformaat. Controleer de instellingen om goed te kunnen scannen. Om de instellingen te wijzigen, drukt u op de knop onder het weergavegedeelte. Voor meer informatie over bestandsindelingen raadpleegt u Systeemopties.
U kunt de kleurmodus voor scannen selecteren door op <Selecteer kleur> te drukken. U kunt de volgende scaninstellingen selecteren.
 <Auto (Kleur/Grijstint)>, <Auto (Kleur/Z-W)>, <Full colour>, <Grijstint>, <Zwart- Wit>
Afhankelijk van de toestand van het gekleurde origineel kan dit mogelijk als zwart-wit worden gedetecteerd bij het scannen, zelfs wanneer u <Auto (Kleur/Grijstint)> of <Auto (Kleur/Z-W)> instelt. Om dit te voorkomen, stelt u de kleurmodus in op <Full colour>.
Wanneer u een specifiek formaat dient op te geven, drukt u op <Scanformaat> en geeft u het formaat op van het origineel dat moet worden gescand.
Stel <Resolutie> in op hoog als u het origineel duidelijk wilt scannen en stel <Resolutie> in op laag als u de bestandsgrootte wilt verkleinen. 
Druk op <Bestandsindeling> om de bestandsindeling te selecteren waarnaar u wilt converteren, afhankelijk van uw doelen en gebruiksomgeving.

<Opties>

Hiermee kunt u instellingen van functies opgeven die niet worden weergegeven bij /. Voor meer informatie over elke instelling raadpleegt u Opties.

<Herstel stand. inst.>

Hiermee worden de scaninstellingen gewijzigd in instellingenwaarden die zijn opgeslagen bij <Wijzig standaardinstellingen>. <Wijzig standaard instellingen>

<Annuleren>

Hiermee worden scaninstellingen geannuleerd, en gaat u terug naar het scherm voor het selecteren van bestanden.

Functie-instellingenknoppen

Geeft de meest gebruikte knoppen weer. De instellingenstatus wordt weergegeven op de knoppen. Om de instellingen te wijzigen, drukt u op de gewenste knop.
Als u op <Type origineel> drukt, kunt u de scanmodus handmatig selecteren volgens het type van de originelen, zoals materialen met alleen letters en tijdschriften met foto's. Om het prioriteitsniveau voor het bewerken van tekst/foto aan te passen, drukt u op <Aanpassen niveau> en selecteert u <Tekstprioriteit> of <Fotoprioriteit>.
Druk op <Oriëntatie inhoud org.> om de scanstand te wijzigen in een staande of liggende stand.
Selecteer <2-zijdig orig. instellingen> om zowel de voor- als de achterkant van het origineel te scannen.
Selecteer <Type boek> als de voor- en achterkant van het origineel dezelfde boven-onderrichting hebben.
Selecteer <Type kalender> als de voor- en achterkant van het origineel de tegenovergestelde boven-onderrichting hebben.
Als u op <Bestandsnaam> drukt, kunt u bij het opslaan van een bestand een bestandsnaam toewijzen.
De volgende tekens kunt u niet in een bestandsnaam gebruiken: \ / : , * ? " < > |. U kunt ook geen . (punt) of spatie gebruiken voor het eerste of laatste teken van een bestandsnaam.
Als u niets opgeeft, worden de opgeslagen datum en tijd automatisch toegewezen als bestandsnaam. Als een bestand, bijvoorbeeld, wordt opgeslagen als JPEG om 1:05:12 p.m. op 30 oktober 2015, wordt de naam "20151030130512.jpeg".
Als een bestandsnaam te lang is, kan de tekenreeks (pad) die de bestandslocatie aangeeft, het maximum van 256 tekens overschrijden, waardoor het bestand niet kan worden opgegeven.
Als u een bestandsnaam invoert die al op een opslaglocatie bestaat, wordt aan de bestandsnaam (1) tot (9) toegevoegd, bijvoorbeeld, "a(1).pdf" (behalve bij bestanden in het postvak).
Als <Verdeel in pagina's> is geselecteerd bij het opgeven van de bestandsindeling, wordt aan het eind van een bestandsnaam een paginanummer van drie cijfers toegevoegd. Voor een bestand met de naam "a.pdf", bijvoorbeeld, wordt het bestand bij opslag verdeeld in "a_001.pdf", "a_002.pdf" en "a_003.pdf".
Het aantal resterende pagina's wordt weergegeven als een paginalimiet is ingesteld met afdelings-ID-beheer. Zie voor informatie over het instellen van afdelings-ID-beheer en paginalimieten De afdelings-ID-beheerinstellingen configureren.
9XUU-099