Installatie met de installatiegids

Wanneer de machine voor het eerst wordt aangezet (De machine aanzetten), start de eerste installatie van de machine automatisch. U kunt de basisinstallatie die nodig is voor het gebruik van de machine, aanpassen. Configureer de basisinstellingen in overeenstemming met elk scherm, of klik op een koppeling om de bijbehorende pagina's weer te geven en meer informatie te zien.
Het kan even duren voordat het instellingenscherm wordt weergegeven.
Stap 1
Geef de taal en toetsenbordindeling op.
Selecteer de taal die op de schermen moet worden weergegeven. Afhankelijk van de taal kunt u de indeling van het toetsenbord dat wordt weergegeven, wijzigen om tekens in te voeren.
Stap 2
Controleer de papierinstellingen.
Controleer of het papier in de papierbron correct is opgegeven.
Als u niet bent aangemeld als een beheerder, ga dan naar stap 11.
Stap 3
Log in als beheerder.
Meld u met verificatie aan om de instellingen te configureren waarvoor beheerdersbevoegdheden nodig zijn.
U kunt de instellingen waarvoor beheerdersbevoegdheden nodig zijn, overslaan en doorgaan naar de volgende stap door op <Overslaan> te drukken. Ga in dit geval door naar stap 11.
Stap 4
Geef de gebruikersverificatie-instellingen op.
Om de beveiliging van de machine te verbeteren, gebruikt u de machine op een systeem met gebruikersverificatie.
Deze machine is ingesteld voor gebruik van gebruikersverificatie als de aanmeldingsservice. Voor meer informatie raadpleegt u De instellingen van persoonlijke-verificatiebeheer configureren.
Stap 5
Stel de datum en tijd in.
Geef de datum en tijd van de machine op.
Stap 6
De netwerkverbindingsmethode instellen.
Geef de methode op voor het aansluiten van de machine op een netwerk.
Stap 7
Stel het IP-adres in.
Geef de instellingen voor netwerkverbinding op.
Stap 8
Geef de DNS-instellingen op.
Geef het DNS-serveradres, de DNS-hostnaam en de DNS-domeinnaam op.
Stap 9
Geef de proxy-instellingen op.
Geef de nodige instellingen op om de proxy te gebruiken.
Stap 10
Geef de faxinstellingen op.
Geef de nodige instellingen op om de faxfunctie te gebruiken.
Als uw machine niet over een faxfunctie beschikt, gaat u verder naar stap 11.
Stap 11
Aanpassing Automatische gradatie.
Pas de gradatie aan om duidelijk af te drukken.
Afhankelijk van de machine verschilt de procedure. Voor informatie over de automatische gradatieaanpassing raadpleegt u Gradatie aanpassen.
Stap 12
Druk een rapport af.
U kunt de netwerkgebruikerslijst, de faxgebruikersgegevenslijst en de aangepaste waardenlijst afdrukken.
Stap 13
Rond de installatiegids af.
Na het afronden van de installatiegids herstart u de machine om de opgegeven instellingen toe te passen.
Als u de installatiegids niet gebruikt, drukt u bij stap 1 op <Einde install.gids>.
U kunt op  (Inst./Registrern) drukken om instellingen die tijdens de installatiegids zijn geconfigureerd op een later tijdstip afzonderlijk op te geven.

De installatiegids later starten

De installatiegids kan in de volgende gevallen niet worden gestart.
Als gebruikersverificatie of verificatie met afdelings-ID is ingesteld.
Als verificatie met afdelings-ID is ingesteld.
Als verificatie met een kaart wordt uitgevoerd.
 (Inst./Registrern) <Beheerinstellingen> <Licentie/Overige> <Installatiegids starten> <Start>
Als u de installatiegids later start en zich aanmeldt als beheerder, wordt stap 3 niet weergegeven. Ga verder naar stap 4.
9XUS-02E