Het type en formaat papier voor de papierlade opgeven
PMW-SPDR
1
Wanneer u de papierlade opent, worden de huidige papierinstellingen boven in het scherm weergegeven.
Als <Bevestig bij plaatsen van papier in lade> is ingesteld op <Aan>, geeft het scherm aan dat de gebruiker vraagt om de papierinstellingen te controleren wanneer de papierlade in de machine wordt geplaatst.
<Bevestig bij plaatsen van papier in lade>Om de papierinstellingen later te configureren, selecteert u <Papierinstellingen> in het scherm <Home>.
2
Controleer het weergegeven papierformaat.
Als het weergegeven papierformaat afwijkt van het geplaatste papierformaat, is het papier mogelijk niet juist geplaatst. Plaats het papier opnieuw.
3
Als het weergegeven papierformaat/-type verschilt van het geplaatste papierformaat/-type, selecteer dan <Papierinstellingen> en selecteer de papierbron waarin papier is geplaatst.
4
Selecteer het papierformaat.
Over <Vrij formaat>
Indien u vaak het te laden papier moet veranderen, stel dan in op <Vrij formaat>; dit vermindert het aantal stappen dat nodig is om de instelling telkens te veranderen. U kunt ook een foutbericht laten weergeven wanneer de instelling in de printerdriver aanzienlijk afwijkt van het formaat van het geladen papier.
<Pp.frm. onjuist vr vrij form. pap.bron>Plaatsen van aangepast papier
0UUY-023 0UW1-023 0YRY-02C 0X7F-02A 0X7H-02A 1100-02C 0X6E-02A 0X6W-02A 10XJ-02C 0X7C-02A 0X7A-02A 1106-02C 0WXY-02A 0X7E-02A 10YY-02C 10H3-02C 0WR6-02A 0WR7-02A 108A-02C 1116-02C 10H4-02C 0WR5-02A 0WR8-02A 0YWJ-029 0YWH-02A 0YWR-029 0YWK-02A 0YWE-02A 0YWF-02A 0YAS-02E
Geef het papierformaat op dat in de papierlade is geplaatst.
1 | Selecteer <Gebruikersformaat>. |
2 | Geef de lengte van de zijde <X> en <Y> op. |
| Selecteer <X> of <Y> om met de numerieke toetsen of / de lengte van elke zijde te specificeren. |
3 | Selecteer <Toepassen>. |
5
Selecteer het type papier.
Over <Vrij>
Als u vaak het te laden papier moet veranderen, stel dan in op <Vrij>; dit vermindert het aantal stappen dat nodig is om de instelling telkens te veranderen. Houd er echter rekening mee dat het apparaat met deze instelling kan afdrukken, zelfs als de papiersoort die in het printerstuurprogramma is ingesteld en de papiersoort die daadwerkelijk in het apparaat is geladen, niet met elkaar overeenkomen.
Wanneer het type papier in het printerstuurprogramma is ingesteld op [Auto], werkt het apparaat op dezelfde manier als wanneer de papiersoort is ingesteld op [Normaal 1].
Om de gedetailleerde instellingen voor een papiersoort te controleren, selecteert u <Details>
, selecteer de papiersoort die u wilt controleren.
KOPPELINGEN