![]() |
![]() |
![]() |
||
Een omgeving die systematisch wordt beveiligd door een firewall
|
Een internetomgeving waar u de gebruikers kunt identificeren
|
Een omgeving die is geïsoleerd van internet
|
||
![]() |
![]() |
![]() |
||
Een thuisnetwerkomgeving
|
Een omgeving die wordt gebruikt door het algemene publiek of een openbare netwerkomgeving
|
Een omgeving waarin beveiliging de hoogste prioriteit heeft
|
Als u niet zeker weet welk type omgeving u gebruikt
U kunt uw type omgeving eenvoudig bepalen door maximaal vier vragen te beantwoorden. ![]() |
![]() |
U kunt het effect en de invloed van de beveiligingsinstellingen controleren. Effect en invloed van beveiligingsinstellingen
Als u een flexibeler beveiligingsbeheer nodig hebt dan deze algemene beveiligingsinstellingen, gebruikt u de functie voor geavanceerder beveiligingsbeleid. Voor informatie over de functie voor beveiligingsbeleid raadpleegt u de handleiding voor uw machine.
* De functie voor beveiligingsbeleid kan niet samen met de Navigator voor beveiligingsinstellingen worden gebruikt.
De zes omgevingstypen corresponderen met de omgevingen zoals gedefinieerd in NIST SP 800-70.
1. Intranet- en internetverbinding: Beheerde omgeving
3. Internetverbinding verboden: Legacyomgeving
6. Omgeving met hoog vertrouwelijke info. Speciale omgeving met beveiligingsbeperkte functionaliteit
Overige: Zelfstandige omgeving (klein kantoor/thuisnetwerk)
|