> Voordat u begint met afdrukken > Zo kalibreert u de imagePRESS Server
67CY-003

Zo kalibreert u de imagePRESS Server

U hebt kalibraties nodig op de imagePRESS Server en op basis van het soort papier dat u gebruikt.
Gebruik het aanbevolen papier om de kalibratie-instelling aan te passen die standaard in de imagePRESS Server staat ingesteld.
Voeg een nieuwe kalibratie-instelling toe voor elk type papier dat u gebruikt, behalve voor het aanbevolen papier.
Dit beschrijft de procedure voor het gebruik van een uitvoerprofiel met de kalibratie-instelling voor het soort papier dat u gebruikt bij het afdrukken.

Kalibratie op de imagePRESS Server

OPMERKING
U kunt X-Rite i1 Pro 2 of X-Rite i1 Pro 3 gebruiken als een handmatige spectrofotometer.
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u Canon Top Colour Zero FSC" (100 g/m2)" kunt kalibreren met behulp van een handmatige spectrofotometer (X-Rite i1 Pro 2). U moet de spectrofotometer aansluiten op een machine waarop de Command WorkStation is geïnstalleerd. Houd er rekening mee dat het uitvoeren van deze bewerkingen alle kalibratiewaarden overschrijft die u hebt geregistreerd.
Het is mogelijk dat u de spectrofotometer apart van de imagePRESS Server moet aanschaffen. Neem contact op met de Canon-dealer bij u in de buurt.
1
Klik op [Server] → [Calibrate] in Command WorkStation.
2
Selecteer elk item zoals onderstaand wordt aangegeven en klik op [Continue].
[Calibrate for]
Selecteer het papier dat u voor de kalibratie wilt gebruiken. (Selecteer hier "[Normaal (52 tot 350 g/m2])".)
[Paper source]
Selecteer de papierlade waar u het papier hebt geplaatst. (Selecteer hier de papierlade waar "Canon Top Colour Zero FSC(100 g/m2)" is geplaatst.)
[Measurement method]
Selecteer de kalibratiemethode. (Selecteer hier [X-Rite i1 Pro 2].)
Er wordt een kalibratiepagina afgedrukt.
3
Plaats de spectrofotometer X-Rite i1 Pro 2 op de houder en klik op [Continue].
Als u een andere spectrofotometer wilt gebruiken, see "Handmatige spectrofotometer voor gebruik en de kalibratiepagina wijzigen."
4
Plaats de sensor van de spectrofotometer op de kalibratiepagina.
Plaats meerdere vellen papier die gelijk zijn aan het papier voor de kalibratie, zodat de kleur of het patroon van het oppervlak waar de kalibratie is uitgevoerd (zoals een bureau) niet doorschijnt, en plaats het kalibratiepapier op de bovenkant.
Richt de sensor van de spectrofotometer op het witte gebied dat wordt aangegeven door het rode kader in het beeld.
Als u een andere kalibratiepagina wilt gebruiken, see "Handmatige spectrofotometer voor gebruik en de kalibratiepagina wijzigen."
5
Houd de knop van de spectrofotometer ingedrukt en scan strip A.
Houd de knop van de spectrofotometer ingedrukt tot u [Scanning strip A] ziet. Houd de knop ingedrukt en verplaats de spectrofotometer van boven naar beneden om strook A te scannen.
Laat de knop los nadat u klaar bent met scannen.
6
Scan de stroken B tot en met F op dezelfde manier.
7
Nadat [Measurements completed successfully.] verschijnt klikt u op [Continue].
8
Controleer het scanresultaat en klik op [Apply & Close].
Wanneer u op [View Measurements] klikt verschijnt een grafiek van het scanresultaat. Controleer of de curve in het scanresultaat niet significant afwijkt van de standaardcurve.
9
Kalibreer op dezelfde manier voor andere papiersoorten, indien nodig.

Typen papier voor afdrukken

Selecteer in stap 2 een van de volgende typen papier voor [Calibrate for].
Voor de regio's Europa en Azië-Oceanië
Canon Top Colour Zero FSC (100 g/m2): Normaal (52 tot 350 g/m2)
Canon OK Top Coated + (128 g/m2): Gecoat (106 tot 350 g/m2)
Voor de Amerikaanse regio
Hammermill Color Copy Digital (28 lb bond (105 g/m2)): Normaal (52 tot 350 g/m2)
Canon OK Top Coated + (34 lb Cover (128 g/m2)) Gecoat (106 tot 350 g/m2)
OPMERKING
De papiernamen kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Neem voor meer informatie contact op met een erkende Canon-dealer bij u in de buurt.

Kalibratie op het type papier dat u gebruikt

In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u het soort papier dat u gaat gebruiken, kunt kalibreren met behulp van een handmatige spectrofotometer (X-Rite i1 Pro 2). U moet de spectrofotometer aansluiten op een machine waarop de Command WorkStation is geïnstalleerd. U kunt nauwkeuriger afdrukken door de kalibratie-instelling voor het type papier te koppelen aan het uitvoerprofiel voor gebruik.
1
Klik op [Server] → [Device Center] in Command WorkStation.
Het middelste scherm van het apparaat wordt weergegeven.
2
Klik op [Tools] → [Manage].
3
Klik op [Create New].
4
Selecteer het papier dat het meest lijkt op het papier dat u gaat gebruiken en klik op [OK].
Als er geen geschikt type papier is selecteert u [Server default].
5
Geef de vereiste informatie op en klik op [Continue].
Het is eenvoudiger om de kalibratie-instellingen te vinden als u naast het basisgewicht en de papiersoort ook specifieke kenmerken van het papier dat u kalibreert invoert, zoals de glanswaarde.
Wijzig de naam in een willekeurige naam in [Name]. (Voorbeeld: Papier A)
Klik op [Properties] om het tabblad [MEDIA] te openen. Controleer de instellingen in [Paper source], [Media type] en [Output paper size] om te zien of ze bedoeld zijn voor het papier waarmee het kalibratiepapier wordt afgedrukt.
6
Selecteer elk item zoals onderstaand wordt aangegeven en klik op [Continue].
[Paper source]
Selecteer de papierlade waarin het papier waarop u wilt afdrukken, is geplaatst.
[Measurement method]
Selecteer de kalibratiemethode. (Selecteer hier [X-Rite i1 Pro 2].)
Er wordt een kalibratiepagina afgedrukt.
7
Plaats de spectrofotometer X-Rite i1 Pro 2 op de houder en klik op [Continue].
Als u een andere spectrofotometer wilt gebruiken, see "Handmatige spectrofotometer voor gebruik en de kalibratiepagina wijzigen."
8
Plaats de sensor van de spectrofotometer op de kalibratiepagina.
Plaats meerdere vellen papier die gelijk zijn aan het papier voor de kalibratie, zodat de kleur of het patroon van het oppervlak waar de kalibratie is uitgevoerd (zoals een bureau) niet doorschijnt, en plaats het kalibratiepapier op de bovenkant.
Richt de sensor van de spectrofotometer op het witte gebied dat wordt aangegeven door het rode kader in het beeld.
Als u een andere kalibratiepagina wilt gebruiken, see "Handmatige spectrofotometer voor gebruik en de kalibratiepagina wijzigen."
9
Houd de knop van de spectrofotometer ingedrukt en scan strip A.
Houd de knop van de spectrofotometer ingedrukt tot u [Scanning strip A] ziet. Houd de knop ingedrukt en verplaats de spectrofotometer van boven naar beneden om strook A te scannen.
Laat de knop los nadat u klaar bent met scannen.
10
Scan de stroken B tot en met F op dezelfde manier.
11
Nadat [Measurements completed successfully.] verschijnt klikt u op [Continue].
12
Koppel de kalibratie-instelling aan het uitvoerprofiel en klik op [OK].
De kalibratie-instelling voor het papier waarop u wilt afdrukken, wordt toegevoegd aan de lijst.
13
Klik op [Profiles] in het scherm in het midden van het apparaat.
14
Klik op [Output Profiles] om een lijst met profielen weer te geven.
Een uitvoerprofiel met dezelfde naam als de kalibratie-instelling die u in stap 5 hebt ingesteld, verschijnt in de lijst als uitvoerprofiel voor het papier waarop u wilt afdrukken.
15
Klik met de rechtermuisknop op het uitvoerprofiel van het papier dat u gebruikt en klik op [Settings].
16
Selecteer of voer de items in zoals hieronder getoond en klik op [OK].
[Profile Description]
Voer een eenvoudige beschrijving in om dit profiel te onderscheiden van andere profielen.
[Media Type]
Als u wilt dat dit uitvoerprofiel wordt toegepast wanneer een bepaald type papier wordt gebruikt, selecteert u dat type.
[Calibration]
Selecteer de kalibratie-instelling die u in de stappen 1 tot en met 12 hebt gemaakt voor het papier waarop u wilt afdrukken.

Nadat u de kalibratie-instelling in het uitvoerprofiel hebt geregistreerd

Uitvoerprofielen instellen op een taak

U kunt uitvoerprofielen instellen voor elke taak in de imagePRESS Server. Volg onderstaande procedure om tijdelijk een willekeurig profiel te gebruiken.
1
Dubbelklik op de opdracht in Command WorkStation.
[Job Properties] wordt weergegeven.
2
Selecteer het tabblad [COLOR], selecteer een willekeurig uitvoerprofiel in [Output Profile] en klik vervolgens op [OK].

Een uitvoerprofiel toepassen in de papiercatalogus

1
Klik op [Paper Catalog] → [Add New] in het middelste scherm van het apparaat.
2
Registreer papierattributen waarop u wilt afdrukken in de imagePRESS Server.
Stel een naam, type en formaat van het papier in.
Selecteer het uitvoerprofiel dat u in stap 16 in [Front Color Profile] hebt ingesteld.
OPMERKING
Als de voor- en achterkant van het papier verschillend zijn, kunt u [Back Color Profile] en [Front Color Profile] afzonderlijk selecteren.
Voor gedetailleerde informatie over de instellingsitems, raadpleegt u de gebruikershandleiding of de Help voor de imagePRESS Server.
3
Klik op [OK].
Zie"Een aangepast uitvoerprofiel maken" voor informatie over het gebruik van profielsoftware voor het maken van uitvoerprofielen.
Kalibratie-instellingen en uitvoerprofielen