> Instellingen en aanpassing met gebruik van het Command WorkStation 6.8 > Zo kalibreert u de imagePRESS-server en de volgende stappen
9AK2-007

Zo kalibreert u de imagePRESS-server en de volgende stappen

U hebt kalibraties nodig van Command WorkStation op basis van het soort papier dat u gebruikt en u moet de kalibratieresultaten toepassen wanneer u afdrukt.
Pas de kalibratie-instellingen aan die op Command WorkStation zijn geregistreerd.
Voeg een nieuwe kalibratie-instelling toe voor elk type papier dat u gebruikt.
Dit beschrijft de procedure voor het gebruik van een uitvoerprofiel met de kalibratie-instelling bij het afdrukken.

Reeds geregistreerde kalibratie-instellingen voor geregistreerde papiersoorten bijwerken

In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u een reeds geregistreerde kalibratie-instelling bijwerkt met behulp van een ingebouwde inline-sensor als voorbeeld.
Volg dezelfde procedure hieronder als u de kalibratie-instellingen die standaard zijn geregistreerd op de imagePRESS-server voor het aanbevolen papier wilt bijwerken.
OPMERKING
De inline-sensor kan in sommige landen of regio's optioneel zijn.
Wanneer de sensoreenheid is aangesloten, kan de scanningsensor die in de sensoreenheid is ingebouwd als meetmethode worden geselecteerd. Klik op [Server] → [Configure] in Command WorkStation. U kunt de gewenste scanningsensor van [Fiery Server] selecteren.
Wanneer u de kalibratie met een handmatige spectrofotometer (X-Rite i1 Pro 3) uitvoert, moet u de spectrofotometer aansluiten op een machine waarop Command WorkStation is geïnstalleerd. Houd er rekening mee dat het uitvoeren van deze bewerkingen alle kalibratiewaarden die u hebt geregistreerd overschrijft.
Het is mogelijk dat u de spectrofotometer apart van de imagePRESS-server moet aanschaffen. Neem contact op met de Canon-dealer bij u in de buurt.
1
Klik op [Server] → [Calibrate] in Command WorkStation.
2
Selecteer [Recalibrate] en klik vervolgens op [Next].
[Recalibrate]
Werkt een bestaande kalibratie bij.
[Create calibration]
Maakt een nieuwe kalibratie en een nieuw profiel aan.
3
Selecteer de doelkalibratie-instelling in de vervolgkeuzelijst [Calibration name] en klik vervolgens op [Next].
[Calibration name]
Selecteer het papier dat u voor de kalibratie wilt gebruiken.
[Last calibrated:]
Toont de laatste datum en tijd van de laatste kalibratie met de verstreken tijd.
[Printer-specific preparation]
Vink dit vakje aan om verder te gaan met de kalibratie van het apparaat.

Typen papier voor afdrukken

Gebruik het onderstaande papier dat overeenkomt met [Calibration name] als u de standaard geregistreerde kalibratie-instelling voor aanbevolen papier wilt bijwerken.Papiersoorten identificeren die u kunt gebruiken voor kalibratie
OPMERKING
De papiernamen kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Neem voor meer informatie contact op met een erkende Canon-dealer bij u in de buurt.
4
Selecteer elk item en klik op [Next].
[Measurement method]
Selecteer de kalibratiemethode. (Selecteer hier 'XXXXXXXX Inline'.)
Afhankelijk van de instellingen van de imagePRESS-server kan 'Canon-sensoreenheid inline' worden weergegeven.
[Patch set]
Als u XXXXXXXX Inline of Canon-sensoreenheid inline selecteert, kunt u de patchset niet selecteren.
[Paper source]
Selecteer het papiermagazijn waarin u het papier hebt geplaatst waarvan u de kalibratie-instelling wilt bijwerken.
5
Er wordt een kalibratiepagina afgedrukt.
Wanneer u een handmatige spectrofotometer (X-Rite i1 Pro 3) in [Measurement method] selecteert
6
Klik op [Apply & Close].
Wanneer u op klikt, verschijnt een grafiek van het meetresultaat. Controleer of de curve in het meetresultaat niet significant afwijkt van de standaardcurve.
7
Als "Measurements are successfully applied to ..." verschijnt, klikt u op [OK].

Een nieuwe kalibratie-instelling registreren op basis van het type papier dat u gebruikt

In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u kunt kalibreren voor het soort te gebruiken papier met behulp van een ingebouwde inline-sensor als voorbeeld.
U kunt nauwkeuriger afdrukken door de kalibratie-instelling voor het type papier te koppelen aan het uitvoerprofiel voor gebruik.
OPMERKING
De inline-sensor kan in sommige landen of regio's optioneel zijn.
Wanneer de sensoreenheid is aangesloten, kan de scanningsensor die in de sensoreenheid is ingebouwd als meetmethode worden geselecteerd. Klik op [Server] → [Configure] in Command WorkStation. U kunt de gewenste scanningsensor van [Fiery Server] selecteren.
Wanneer u de kalibratie met een handmatige spectrofotometer (X-Rite i1 Pro 3) uitvoert, moet u de spectrofotometer aansluiten op een machine waarop Command WorkStation is geïnstalleerd. Houd er rekening mee dat het uitvoeren van deze bewerkingen alle kalibratiewaarden die u hebt geregistreerd overschrijft.
Het is mogelijk dat u de spectrofotometer apart van de imagePRESS-server moet aanschaffen. Neem contact op met de Canon-dealer bij u in de buurt.
1
Klik op [Server] → [Calibrate] in Command WorkStation.
2
Selecteer [Create calibration] en klik vervolgens op [Next].
[Recalibrate]
Werkt een bestaande kalibratie bij.
[Create calibration]
Maakt een nieuwe kalibratie en een nieuw profiel aan.
3
Voer een kalibratienaam in bij [Calibration name] en klik vervolgens op [Next].
4
Selecteer [Print] en klik op [Instrument].
Wanneer u X-Rite i1 Pro 3 selecteert, selecteert u ook de patchset en grafiekformaat.
Het scherm Taakeigenschappen van patchgrafiek afdrukken wordt weergegeven.
5
Selecteer het tabblad [MEDIA] en geef vervolgens elke instelling op.
Selecteer het papiermagazijn waarin het doelpapier voor de standaardcreatie is geplaatst en geef vervolgens de papiersoort en het formaat op.
6
Klik op [OK] om de kalibratiepagina af te drukken.
Wanneer u een handmatige spectrofotometer (X-Rite i1 Pro 3) in [Instrument] selecteert

Hoe een kalibratie-instelling moet worden toegepast bij het afdrukken

Uitvoerprofielen instellen op een taak

U kunt uitvoerprofielen voor elke taak in de imagePRESS-server instellen. Volg onderstaande procedure om tijdelijk een willekeurig profiel te gebruiken.
1
Dubbelklik op de opdracht in Command WorkStation.
[Job Properties] wordt weergegeven.
2
Selecteer het tabblad [COLOR], selecteer een willekeurig uitvoerprofiel in [Output Profile] en klik vervolgens op [OK].

Een Uitvoerprofiel toepassen op Paper Catalog of Media Catalog

1
Klik op [Paper Catalog] of [Media Catalog]→ [Add New] in het scherm in het midden van het apparaat.
2
Registreer papierattributen waarop u wilt afdrukken in de imagePRESS-server. 
Geef een naam, type en formaat voor het papier op en selecteer vervolgens het uitvoerprofiel dat u in stap 11 hebt ingesteld voor [Front Color Profile].
OPMERKING
Als de voor- en achterkant van het papier verschillend zijn, kunt u [Back Color Profile] en [Front Color Profile] afzonderlijk selecteren.
Voor gedetailleerde informatie over de instellingsitems raadpleegt u de gebruikershandleiding of de Help voor de imagePRESS-server.
3
Klik op [OK].
Zie "Een aangepast uitvoerprofiel maken" voor informatie over het gebruik van profielsoftware voor het maken van uitvoerprofielen.
Kalibratie-instellingen en uitvoerprofielen