Voorbereidingen voor het gebruik van de FTP-server

De standaard fabrieksinstellingen verhinderen bewerkingen door FTP-clients; geef daarom instellingen op om de bewerkingen mogelijk te maken.
1
Start de externe UI en meld u aan in de managementstand. De UI op afstand starten
2
Klik op [Instellingen/registratie].
3
Klik op [Netwerk] [TCP/IP-instellingen].
4
Klik op [Bewerken] in [FTP-instellingen].
5
Geef de vereiste instellingen op en klik op [OK].
[Gebruik FTP-afdrukken]
Als u wilt afdrukken via de FTP-client, activeer dan het selectievakje. Anders moet u het uitschakelen.
[FTP afdruk gebruikersnaam]
Gebruik maximaal 24 alfanumerieke tekens voor de gebruikersnaam die wordt gebruikt om in te loggen op de FTP-server voor het verrichten van FTP Print.
U kunt 'root' niet instellen.
[Wachtwoord instellen/wijzigen]
Als u het wachtwoord voor FTP Print wilt instellen, schakelt u het selectievakje in en typt u maximaal 24 alfanumerieke tekens voor het wachtwoord in het vak [Wachtwoord]. Typ het wachtwoord ter bevestiging nogmaals in het vak [Bevestigen].
Als u op [OK] klikt terwijl het selectievakje is ingeschakeld en de selectievakjes [Wachtwoord] en [Bevestigen] zijn leeg, wordt het huidge wachtwoord verwijderd.
[UTF-8 gebruiken om naam van FTP-afdrukopdracht weer te geven]
Activeer het selectievakje als u UTF-8 tekencodering gebruikt voor de naam van het af te drukken bestand.
[Instelling via FTP toestaan]
Activeer het selectievakje als u wilt dat veranderingen aan het apparaat via de FTP-client mogelijk zijn. Als u veranderingen aan instellingen wilt verhinderen, schakelt u het selectievakje uit.
6
Een harde reset uitvoeren.
Klik op [Apparaatcontrole], selecteer [Harde reset] en klik vervolgens op [Uitvoeren].
De instellingen worden ingeschakeld nadat een harde reset is verricht.
Het bedieningspaneel gebruiken
Tevens kunt u de functie FTP Print en FTP-instellingen in- of uitschakelen in het instellingenmenu van het bedieningspaneel. FTP
1009-086