IP-adressen opgeven voor firewallregels

U kunt de communicatie beperken tot alleen apparaten met bepaalde IP-adressen of apparaten met specifieke IP-adressen blokkeren maar andere communicatie toestaan. U kunt een afzonderlijk IP-adres opgeven of een bereik van IP-adressen. Voor gegevensontvangst kunt u IP-adressen opgeven door poortnummers in te voeren.
U kunt maximaal 16 IP-adressen (of bereiken van IP-adressen) opgeven voor zowel IPv4 als IPv6.
Het maximale aantal poortnummers dat kan worden opgegeven voor één IP-adres, is 50.
De hier beschreven pakketfilters besturen de communicatie over TCP, UDP en ICMP.
1
Start de externe UI en meld u aan in de managementstand. De UI op afstand starten
2
Klik op [Instellingen/registratie].
3
Klik op [Beveiliging]  [IP-adresfilter].
4
Klik op [Bewerken] voor het type filter dat u wilt gebruiken.
[IPv4-adres: TX-filter]
Selecteer deze optie om het verzenden van gegevens vanaf het apparaat naar een computer te beperken door IPv4-adressen op te geven.
[IPv4-adres: RX-filter]
Selecteer deze optie om het ontvangen van gegevens van het apparaat naar een computer te beperken door IPv4-adressen en het poortnummer op te geven.
[IPv6-adres: TX-filter]
Selecteer deze optie om het verzenden van gegevens vanaf het apparaat naar een computer te beperken door IPv6-adressen op te geven.
[IPv6-adres: RX-filter]
Selecteer deze optie om het ontvangen van gegevens van het apparaat naar een computer te beperken door IPv6-adressen en het poortnummer op te geven.
5
Geef de instellingen voor pakketfiltering op.
Voor ontvangstfilter
Voor verzendfilter
6
Een harde reset uitvoeren.
Klik op [Apparaatcontrole], selecteer [Harde reset] en klik vervolgens op [Uitvoeren].
De instellingen worden ingeschakeld nadat een harde reset is verricht.
Het bedieningspaneel gebruiken
Tevens kunt u filteren van IP-adressen in- of uitschakelen in het instellingenmenu van het bedieningspaneel. Adresfilter
1009-042