Dialoogvenster [Geavanceerde instellingen] (Tabblad [Kwaliteit])

Hiermee kunt u de gedetailleerde instellingen voor de afdrukkwaliteit configureren. Selecteer een item in de lijst [Item instellen] en selecteer vervolgens een instelling in de vervolgkeuzelijst.
Klik op een van de volgende koppelingen om naar de beschrijving te gaan.
 
Beschrijvingen onder Tabblad [Kwaliteit] (Instellingen)

Beschrijving van instellingen

[Grafische modus]
Hiermee kunt u de verwerkingsmethode selecteren voor afdrukgegevens.
[UFR II-modus]
Hiermee worden afdrukgegevens verwerkt met de UFR II-besturingsopdracht wanneer de gegevens naar de printer worden verzonden. Selecteer deze modus voor normale gevallen.
[Rastermodus]
Lijnen en cirkels en dergelijke worden in het printerstuurprogramma getekend, waarna de voltooide afbeelding naar de printer worden verzonden.
Dit kan langzamer gaan dan Modus UFR II omdat er meer gegevens naar de printer moeten worden gestuurd.
[Rendersnelheid]
Hiermee kunt u de rastermethode instellen voor het converteren van kleurendocumenten naar grijswaardendocumenten.
[1 BPP]
Hiermee worden alle delen die niet wit zijn vervangen door zwart voor tekens en fijne lijnen en wordt op hoge snelheid afgedrukt.
[1 BPP [Enhanced]]
Hiermee worden grijsgradaties weergegeven als halftonen en wordt op hoge snelheid afgedrukt.
[24 BPP]
Deze modus heeft meer tijd nodig voor het afdrukken dan [1 BPP] en [1 BPP [Enhanced]], maar documenten worden met zeer hoge kwaliteit afgedrukt.
[Resolutie]
Hiermee kunt u de afdrukresolutie selecteren.
[Gradatie]
Hiermee wordt de gradatie voor het afdrukken van afbeeldingen met halftonen ingesteld. [Hoog 2] gebruikt fijnere gradaties dan [Hoog 1] en er wordt afgedrukt in zeer gladde gradaties.
[Halftonen] (Kleur)
Hiermee kunt u ditherpatronen opgeven om halftonen weer te geven (gebieden tussen donkere en lichte gedeelten).
[+][-]
[Halftonen] (Zwart-wit)
Hiermee kunt u ditherpatronen opgeven om halftonen weer te geven (gebieden tussen donkere en lichte gedeelten).
[+][-]
[Rasteren bij host]
Hier geeft u aan dat de hostcomputer afbeeldingen tot een raster omvormt en niet de printer. Hiermee kunt u helderdere afbeeldingen afdrukken, maar wordt de verwerkingssnelheid verminderd.
[Auto]
Rasteren op host wordt automatisch ingesteld.
[Aan]
Hiermee wordt rasteren op host ingeschakeld.
[Uit]
Hiermee wordt rasteren op host uitgeschakeld.
Functies die niet samengaan met deze functie: Tabblad [Kwaliteit] → [Geavanceerde instellingen] → [Grafische modus] → [Rastermodus]
[Kalibratiegegevens ophalen tijdens het afdrukken]
Hiermee kunt u kalibratiegegevens verkrijgen van de printer wanneer u een document uitvoert.
[Tonerspaarstand]
Hiermee worden de afdrukgegevens uitgedund om toner te besparen.
Functies die niet samengaan met deze functie: [Tonerdichtheid] → [Aanpassen]
[Tonerdichtheid]
Hiermee kunt u de tonerdichtheid aanpassen. Deze functie is handig wanneer u toner wilt besparen en om de tonerdichtheid aan te passen wanneer u barcodes afdrukt. Wanneer [Details] wordt weergegeven, kunt u de dichtheid aanpassen en de dichtheid van elke kleur fijn afstellen in het dialoogvenster [Details voor tonerdichtheid].
Als u [Standaardwaarde printer] selecteert, kan het voorkomen dat u een onbedoeld afdrukresultaat verkrijgt, afhankelijk van de instelling op de printer. De instelling [Standaardwaarde printer] kan bijvoorbeeld resulteren in een lichtere uitvoer dan de instelling [-1 [Licht]].
Indien [Opslaan] of [Bewaren] is geselecteerd voor [Uitvoermodus], kunt u, afhankelijk van het gebruikte printermodel, geen fijne tonerdichtheidsaanpassing uitvoeren in [Details].
Functies die niet samengaan met deze functie: [Tonerspaarstand] → [Aan]
[Tonerdichtheidsaanpassing]
Hiermee kunt u de tonerdichtheid instellen voor elke kleur. Als u [Aan] selecteert en klikt op [Details], kunt u met behulp van de schuifregelaars de tonerdichtheden aanpassen van de kleuren [Cyaan], [Magenta], [Geel] en [Zwart].
Functies die niet samengaan met deze functie: Tabblad [Kwaliteit] → [Geavanceerde instellingen] → [Tonerspaarstand]
[Fijnafstelling tonerdichtheid]
Hiermee kunt u de tonerdichtheid aanpassen met het tonerbereik. Als u [Aan] selecteert en klikt op [Details], kunt u met het gebruik van de schuifregelaars de tonerdichtheden aanpassen van de kleuren [Hoog], [Medium] en [Laag]. U kunt ook de tonerdichtheden aanpassen door cijfers in te voeren.
[Geavanceerd effenen]
Hiermee worden vloeiende contouren in tekst en lijnen gemaakt en worden gladde gradaties afgedrukt. [Vloeiend 2] voert een sterker vereffeningsproces uit dan [Vloeiend 1].
[Tonerdichtheidsaanpassing]/[Tonerdichtheidscorrectie]
Hiermee kunt u de methode voor tonervolumeaanpassing selecteren.
[Standaardwaarde printer]
De printerinstelling wordt gebruikt.
[Normaal]
Hiermee wordt de standaardhoeveelheid toner gebruikt.
[Prioriteit gradatie]
Hiermee wordt de optimale hoeveelheid toner gebruikt voor documenten die veel illustraties of computerillustraties met gradaties bevatten.
[Prioriteit tekst]
Hiermee wordt de optimale hoeveelheid toner gebruikt voor documenten die voornamelijk tekst bevatten.
[Lijnbeheer]
Hiermee wordt de reproduceerbaarheid van tekst en lijnen verbeterd. Selecteer [Prioriteit resolutie] om prioriteit te geven aan de resolutie en [Prioriteit gradatie] om prioriteit te geven aan de gradatie.
[Scherpte]
Hiermee kunt u de contourscherpte van de afbeeldingen aanpassen.
[Scherpte (Foto)]
Hiermee stelt u de verwerkingsmethode in voor randen van afbeeldingen met een lage resolutie. De instelbare verwerking varieert van printermodel tot printermodel.
[Versneld afbeeldingen verwerken]
Hiermee kunt u opgeven in hoeverre u verwerken met hoge snelheid wilt gebruiken. Hogere verwerkingssnelheden kunnen echter leiden tot minder afdrukkwaliteit.
[Fijne dichtheidsafstelling]
Hiermee kunt u de afdrukdichtheid voor kleine lettertjes en fijne lijnen aanpassen. Deze functie is handig voor het corrigeren van "open plekken" in tekst en lijnen.
Vereiste omstandigheid:
Selecteer tabblad [Kwaliteit] → dialoogvenster [Geavanceerde instellingen] →[Modus Uitvoeraanpassing] → [Uit]
Selecteer tabblad [Kwaliteit] → dialoogvenster [Geavanceerde instellingen] →[Resolutie] → [1200 dpi]
[Gegevensverwerking gecomprimeerde afbeelding]
Hiermee kunt u de afdrukverwerkingsmethode selecteren die moet worden gebruikt bij het afdrukken van gecomprimeerde afbeeldingsgegevens.
Functies die niet samengaan met deze functie:
Tabblad [Kwaliteit] → [Geavanceerde instellingen] → [Grafische modus] → [Rastermodus]
Tabblad [Kwaliteit] → [Geavanceerde instellingen] → [CanoFine] (als [Gegevensverwerking gecomprimeerde afbeelding] → [per apparaat] is geselecteerd)
[Auto]
Hiermee wordt de optimale verwerkingsmethode voor afdrukken automatisch geselecteerd.
[per host]
Hiermee worden de gecomprimeerde afbeeldingsgegevens bij de host gedecomprimeerd.
[per apparaat]
Hiermee worden de gecomprimeerde afbeeldingsgegevens bij het apparaat gedecomprimeerd.
Dit maakt doorgaans afdrukken op hoge snelheid mogelijk.
[Afbeeldingen gezamenlijk verwerken]
Hiermee kunt u gedetailleerde afbeeldingsgegevens combineren op de host.
[Grijscompensatie]
Hiermee kunt u betrouwbaar grijze en zwarte gegevens (R=G=B) afdrukken in grijs en zwart.
[Vloeiende gradatie]
Hiermee worden overgangen tussen kleuren vloeiend in gradaties afgedrukt. [Vloeiend 2] voert een sterker vereffeningsproces uit dan [Vloeiend 1].
[Beeldcompressie]
Hiermee kunt u de mate van compressie voor afdrukgegevens aanpassen wanneer u gegevens naar de printer verzendt. U kunt prioriteit geven aan afbeeldingen of afdruksnelheid.
[Diagonale lijnen afdrukken op hoge snelheid]
Hiermee kunt u de verwerkingstijd bij het drukken van diagonale lijnen verkorten. Als gevolg hiervan is het echter mogelijk dat de ruimtes tussen diagonalen in grafieken gaan opvallen. Schakel deze functie in dat geval uit.
[Optimalisatie beeldcompressie]
Hiermee kunt u van compressiemethode voor afdrukgegevens wisselen wanneer u ze verzendt naar de printer.
[Speciale modus 1 BPP]
Verkleint het formaat van de af te drukken gegevens.
Vereiste omstandigheid:
Selecteer tabblad [Kwaliteit] - [Geavanceerde instellingen] - [Grafische modus] - [UFR II-modus]
Selecteer tabblad [Kwaliteit] - [Geavanceerde instellingen] - [Rendersnelheid] - [1 BPP]
Selecteer tabblad [Afwerking] - [Geavanceerde instellingen] - [Altijd rasteren op host] - [Uit]
[Modus Uitvoeraanpassing]
Hiermee schakelt de afdrukresolutie tussen 600 x 600 dpi en 600 x 400 dpi.
[Aanpassing breedte]
Hiermee kunt u de dikte van specifieke objecten aanpassen zoals tekst en lijnen.
[Overlappen]
Hiermee wordt een overlappingsverwerking uitgevoerd aan de randen tussen tekst of afbeeldingen en de achtergrond om te voorkomen dat er witte lijnen rond de randen van de tekst of afbeeldingen verschijnen. Wanneer u [Aan] selecteert, klikt u op [Details] om de overlappingsbreedte en -dichtheid in te stellen.
Overlapping is niet effectief als de dichtheid van tekens of afbeeldingen licht is.
[Tonervolume aanpassen dat worden gebruikt voor kleurenafdrukken]
Door de hoeveelheid toner aan te passen bij het afdrukken in kleur, kunt u voorkomen dat er te veel toner wordt gebruikt en de volgende afdrukfouten tegengaan.
Spatten van toner op donkere gebieden van afbeeldingen
Nabeelden van donkere tekst of lijnen
Een mislukte vasthechting van toner in omgevingen met een lage temperatuur
Verdonkering wanneer op transparanten afgedrukte afbeeldingen worden geprojecteerd
Kleurdoorloop bij het kopiëren van dubbelzijdige originelen
[Uit]
Hiermee drukt u af met de normale hoeveelheid toner.
[Niveau 1]
Hiermee wordt de hoeveelheid toner lichtjes aangepast (verminderd) in kleurrijke gebieden bij het afdrukken.
[Niveau 2]
Hiermee wordt de algemene hoeveelheid toner aangepast (verminderd) bij het afdrukken.
[Grijswaardenconversie]
Selecteer een methode om afdrukgegevens van kleur naar grijswaarden te converteren.
[Grijswaardenconversie van het stuurprogramma gebruiken bij afdrukken in zwart-wit]
Als [Zwart-wit] is geselecteerd voor [Kleurenmodus] in het tabblad [Algemene instellingen]/[Kwaliteit], dan wordt afgedrukt met prioriteit voor de grijswaardenconversie van het printerstuurprogramma boven de conversie van de toepassing. Met deze functie kunt u de beeldkwaliteit verbeteren wanneer u kleurafbeeldingen afdrukt in zwart-wit.
[CanoFine]
Hiermee wordt automatisch het contrast en de kleurbalans van afbeeldingen aangepast om duidelijke afbeeldingen af te drukken. Deze functie is handig voor het corrigeren van donkere foto's zodat deze duidelijk en levendig worden. Wanneer u [Aan] selecteert, klikt u op [Details] om de gedetailleerde instellingen te configureren.
[Verwerken in batch van enkele pagina]
Hiermee worden meerdere bitmaps op een pagina als een enkel item verwerkt. Schakel dit selectievakje in voor het afdrukken van geroteerde afbeeldingen of afbeeldingen waaruit vormen zijn gesneden.
[Verbeterde verzadiging]
Hiermee wordt de kleurintensiteit verbeterd tijdens de verwerking.
[Correctie patroonpositie]
Hiermee corrigeert u de positie van tegelpatronen.
[Patroonresolutie]
Hiermee geeft u de resolutie op om tegelpatronen te tekenen.