Tabblad [Pagina-instelling] (Instellingen)
Klik op een van de volgende koppelingen om naar de beschrijving te gaan.
Beschrijving van instellingen
[Profiel]
Bij het selecteren van een profiel worden automatisch de geregistreerde instellingen toegepast. Dit is handig bij vaakgebruikte instellingen.
[Toevoegen]
Hiermee kunt u de actuele instellingen registreren als profiel. U kunt de naam, enzovoort, in het
Dialoogvenster [Profiel toevoegen] instellen.
[Bewerken]
Hiermee kunt u profielen in het
Dialoogvenster [Profiel bewerken] bewerken, importeren en exporteren.
[Uitvoermodus]
Hiermee kunt u de methode selecteren voor het uitvoeren van afdrukgegevens.
[Afdrukken]
Hiermee voert u de standaard afdrukopdracht uit.
[Bewaren]
Hiermee worden de afdrukgegevens tijdelijk opgeslagen in een wachtrij in de printer. Deze functie is handig bij het uitvoeren van een testafdruk. U kunt een gegevensnaam instellen in de
Dialoogvenster [Details voor bewaren] door op [Details] te klikken.
[Beveiligd afdrukken]
Hiermee wordt een pincode (wachtwoord) gekoppeld aan de afdrukgegevens en opgeslagen in de printer. Deze functie is handig wanneer u vertrouwelijke documenten, enzovoort, afdrukt. U kunt de gebruikersnaam en pincode of wachtwoord instellen door op [Details] te klikken.
[Opslaan]
Hiermee worden afdrukgegevens opgeslagen in een postbus in de printer. U kunt de opslagbestemming instellen door te klikken op [Details]
(Dialoogvenster [Details opslaan]).
[Voorrang afdrukken]
Hiermee wordt deze afdruktaak vóór andere afdruktaken na beëindiging van de huidige afdruktaak afgedrukt.
[Bewerken/Voorbeeld]
Hiermee worden bij het afdrukken meerdere bestanden in een bestand gecombineerd. U kunt ook een afdrukvoorbeeld bekijken en de afdrukinstellingen wijzigen. Als u op [Details] klikt kunt u de uitvoermodus instellen na Bewerken en Voorbeeld. Als u [Vergrendelen] selecteert, wordt [Uitvoermodus] vergrendeld in de modus [Bewerken/Voorbeeld]. Deze functie is handig voor het beperken van de uitvoermodi van clients in een omgeving met een gedeelde printer.
[Vergrendelen] kan uitsluitend worden ingesteld wanneer het scherm van het printerstuurprogramma vanuit het startmenu wordt weergegeven (zie Standaardinstellingen wijzigen).
|
[Paginaformaat]
Hiermee kunt u het papierformaat selecteren dat in de toepassing is bepaald.
[Uitvoerformaat]
Hiermee kunt u het werkelijke papierformaat voor afdrukken selecteren. Als u een formaat selecteert dat verschilt van de instelling voor [Paginaformaat], wordt het document automatisch vergroot of verkleind, zodat deze passend is voor de instelling voor [Uitvoerformaat].
Als u meerdere paginaformaten hebt ingesteld in de toepassing, worden de formaten in overeenstemming met het in [Uitvoerformaat] geselecteerde formaat afgedrukt [Uitvoerformaat]
Als u een paginaformaat selecteert dat groter is dan wordt ondersteund door de printer ten aanzien van [Paginaformaat], en [Gelijk aan paginaformaat] voor [Uitvoerformaat] selecteert, worden de formaten A0, A1, en A2 tot A3 en de formaten B1, B2 en B3 tot B4 verkleind.
|
[Aantal exemplaren]
Hiermee kunt u het aantal af te drukken exemplaren instellen.
Als u het aantal exemplaren in de toepassing kunt instellen, kunt u dit in de toepassing doen of in het printerstuurprogramma.
|
[Afdrukstand]
Hiermee kunt u de afdrukstand selecteren met betrekking tot de richting waarin de pagina door de printer wordt gevoerd.
[Pagina-opmaak]
Hiermee kunt u opgeven hoeveel pagina's moeten worden afgedrukt op elk vel papier.
[1 op 1]
Hiermee wordt één pagina van het document op een vel papier afgedrukt.
[N op 1] (N = 2, 4, 6, 8, 9, of 16)
Hiermee worden meerdere pagina's (N pagina's) van het document op elk vel papier afgedrukt. Selecteer de volgorde waarin de pagina's worden afgedrukt bij [Paginavolgorde].
[Paginavolgorde]
Selecteer de volgorde waarin de pagina's moeten worden afgedrukt.
Het document wordt mogelijk niet correct afgedrukt, als in de toepassing sorteren wordt geselecteerd bij het afdrukken.
Wanneer [Afdrukstand] - [Liggend] en [Pagina-opmaak] - [2 op 1] worden gebruikt, kan [Boven nr onder/Links nr rechts]/[Boven nr onder/Rechts nr links] geselecteerd worden voor [Paginavolgorde]. Voor documenten die geen liggende en staande pagina's combineren, verandert het afdrukresultaat niet, ongeacht of u [Boven nr onder/Links nr rechts] of [Boven nr onder/Rechts nr links] selecteert.
Wanneer u een document afdrukt dat liggende en staande pagina's combineert met [Pagina-opmaak] - [2 op 1], wordt u aangeraden om [Uitvoermodus] - [Bewerken/Voorbeeld] te selecteren om het dialoogvenster [Canon PageComposer] weer te geven en het afdrukresultaat te bekijken in [Afdrukvoorbeeld] (zie Meerdere bestanden samenvoegen).
|
[Poster [1 x 2]]/[Poster [N x N]] (N = 2, 3 of 4)
Hiermee kunt u de afdrukgegevens van een pagina vergroten en deze over meerdere vellen papier (verticaal x horizontaal) afdrukken. Wanneer de afgedrukte vellen worden samengevoegd, vormen zij een grotere afdruk zoals een poster.
[Poster afdrukken] kan niet worden geselecteerd indien [Dubbelzijdig afdrukken] werd ingesteld. Zie Enkelzijdig en dubbelzijdig afdrukken voor meer informatie over het schakelen tussen dubbelzijdig en enkelzijdig afdrukken.
|
[Postergegevens]
Als u [Pagina-opmaak] - [Poster [1 x 2]] of [Poster [N x N]] (N = 2, 3 of 4) hebt geselecteerd, kunt u gedetailleerde instellingen configureren wanneer u een poster afdrukt in het
Dialoogvenster [Postergegevens].
[Handmatig schalen]
Hiermee kunt u een vergrotings-/verkleiningsfactor voor afdrukken opgeven. Voer de factor in bij [Schaling].
Als de schaal in de toepassing kan worden ingesteld, moet u de benodigde schaal in de toepassing instellen en niet in het printerstuurprogramma.
|
[1 op 1 voor gegevens op 1 pagina]
Wanneer u dit item instelt, als [N op 1] (N≥2) is ingesteld in [Pagina-opmaak], zal er een document van één pagina worden ingedeeld als 1 op 1 bij het afdrukken.
[Watermerk]
Hiermee kunt u een half-transparant watermerk zoals [VERTROUWELIJK] of [KOPIE] over afdrukgegevens leggen bij het afdrukken.
Selecteer [Watermerk], en selecteer een af te drukken watermerk bij [Watermerknaam]. Door op [Watermerk bewerken] (
Dialoogvenster [Watermerk bewerken]) te klikken, kunt u uw eigen watermerken creëren en toevoegen.
[Aangepast papierformaat]
Met
Dialoogvenster [Instellingen van aangepast papierformaat] kunt u niet-standaard papierformaten registreren en instellen voor afdrukken.
[Pagina opties]
Met
Dialoogvenster [Pagina opties] kunt u opmaakopties (randen, datum, paginanummers, enzovoort) instellen en instellingen voor afdrukken met overlay bepalen.
[Standaardwaarden herstellen]
Hiermee worden alle instellingen weer teruggezet op de standaardwaarden.
[Instellingen weergeven]
Hiermee kunt u de actuele instellingen in een lijst controleren.