![]() |
|
Om een Active Directory- of LDAP-server op te geven als extra verificatieapparaat, moet u de gegevens van de server die voor verificatie worden gebruikt, registreren. Voer zo nodig een verbindingstest uit.
|
[Authentication Management].
[Edit...]./b_S03006_C.gif)
[Use Active Directory]
[Set Domain List:]
[Use access mode within sites]
[Number of Caches for Service Ticket:]
[Use LDAP server]
[Period Before Timeout]
[Default Domain of Login Destination:]
|
1
|
Schakel het selectievakje in voor [Use Active Directory] en selecteer [Set Manually] voor [Set Domain List:].
|
|
2
|
Klik op [Active Directory Management...]
[OK]. |
|
3
|
Klik op [Add Domain...].
|
|
4
|
Voer de benodigde gegevens in.
![]() [Domain Name:]Voer de domeinnaam van de Active Directory in die de aanmeldingsbestemming is (voorbeeld: bedrijf.domein.com).
[NetBIOS Name]Voer de NetBIOS-domeinnaam in (voorbeeld: bedrijf).
[Primary Host Name:] / [Secondary Host Name:]Voer de hostnaam van de Active Directory-server in (voorbeeld: ad-server1). Bij gebruik van een secundaire server geeft u de naam op bij [Secondary Host Name:].
[User Name:] / [Password:]Voer gebruikersnaam en wachtwoord in voor het openen en doorzoeken van de Active Directory-server.
[Card ID (IC Card Authentication)] / [Verification Value (IC Card Authentication):] / [PIN (IC Card Authentication):]Bij gebruik van verificatie met IC-kaart geeft u de gegevensvelden (attribuutnamen) voor de kaart-ID, de geldigheidswaarde (aantal herhaalde uitgiften) en de pincode op.
[Login Name:] / [Displayed As] / [E-Mail Address]Geef gegevensvelden (attribuutnamen) op voor de aanmeldingsnaam, weergavenaam en e-mailadressen van elke gebruikersaccount op de Active Directory-server (voorbeeld: sAMAccountName, cn, mail).
|
|
5
|
Klik op [Connection Test] om te bevestigen dat de verbinding mogelijk is, en klik vervolgens op [Add].
![]() Servergegevens bewerken
Klik op [Edit] voor de servergegevens die u wilt bewerken, voer de nodige wijzigingen door en klik op [Update].
|

|
1
|
Schakel het selectievakje in voor [Use LDAP server] en klik op [LDAP Server Management...]
[OK]. |
|
2
|
Klik op [Add Server...].
|
|
3
|
Voer de LDAP-servergegevens in.
![]() [Server Name]Voer de naam van de LDAP-server in. De naam "localhost" kan niet worden gebruikt. De servernaam mag geen spaties bevatten.
[Primary Address]Voer het IP-adres of de hostnaam van de LDAP-server in (voorbeeld: ldap.voorbeeld.com). Het loopbackadres (127.0.0.1) kan niet worden gebruikt.
[Port:]Voer het poortnummer in dat wordt gebruikt voor communicatie met de LDAP-server. Gebruik dezelfde instelling die ook op de server is geconfigureerd. Als u geen nummer invoert, wordt het automatisch ingesteld op "636" wanneer het selectievakje voor [Use TLS] is ingeschakeld, of op "389" wanneer het selectievakje niet is aangevinkt.
[Secondary Address:] / [Port:]Bij gebruik van een secundaire server in uw omgeving voert u het IP-adres en het poortnummer in.
[Comments]Voer zo nodig een omschrijving of opmerking in.
[Use TLS]Schakel het selectievakje in als u TLS-versleuteling voor communicatie met de LDAP-server gebruikt.
[Use authentication information]Vink het selectievakje uit voor anonieme toegang tot de LDAP-server, maar alleen als de LDAP-server is ingesteld om anonieme toegang toe te staan. Bij gebruik van gebruikersnaam en wachtwoord voor verificatie schakelt u het selectievakje in en voert u waarden in voor [User Name:] en [Password:].
[Starting Point for Search:]Geef de locatie (niveau) op om te zoeken naar gebruikersgegevens als verificatie met de LDAP-server wordt uitgevoerd.
|
|
4
|
Geef op hoe de attribuutnamen en domeinnaam moeten worden ingesteld.
![]() [User Name (Keyboard Authentication):]Geef het LDAP-gegevensveld (attribuutnaam) op voor de gebruikersnaam op de LDAP-server (voorbeeld: uid).
[Card ID (IC Card Authentication)] / [Verification Value (IC Card Authentication):] / [PIN (IC Card Authentication):]Bij gebruik van verificatie met IC-kaart geeft u de LDAP-gegevensvelden (attribuutnamen) voor de kaart-ID, de geldigheidswaarde (aantal herhaalde uitgiften) en de pincode op.
[Login Name:] / [Display Name] / [E-Mail Address]Geef de LDAP-gegevensvelden (attribuutnamen) op voor de aanmeldingsnaam, weergavenaam en e-mailadressen van elke gebruikersaccount op de LDAP-server (voorbeeld: uid, cn, mail).
[Specify the domain name] / [Specify the attribute name for domain name acquisition]Selecteer hoe de domeinnaam van de aanmeldingsbestemming moet worden ingesteld. Als u de domeinnaam rechtstreeks wilt opgeven, selecteert u [Specify the domain name] en voert u de domeinnaam in. Om een LDAP-gegevensveld (attribuutnaam) op te geven waarvandaan de domeinnaam op de LDAP-server gehaald moet worden, selecteert u [Specify the attribute name for domain name acquisition] en voert u de attribuutnaam in (voorbeeld: dc).
|
|
5
|
Klik op [Connection Test] om te bevestigen dat de verbinding mogelijk is, en klik vervolgens op [Add].
|

/b_S03011_C.gif)
[Save authentication information for login users]
[User Attribute to Browse:]
[Retrieve role name to apply from [User Attribute to Browse]]
[Conditions]|
[Search Criteria]
|
Selecteer de zoekcriteria voor [Character String].
|
|
[Character String]
|
Voer de tekenreeks in die is geregistreerd voor het attribuut dat is opgegeven bij [User Attribute to Browse:]. Om de bevoegdheden in te stellen op basis van de groep waartoe de gebruiker behoort, voert u de groepsnaam in.
|
|
[Role]
|
Selecteer de bevoegdheden die gelden voor gebruikers die voldoen aan de criteria.
|
