Afdrukken met AirPrint

U hebt niet altijd een computer nodig voor het afdrukken van e-mails, foto's, webpagina's en andere documenten. Via AirPrint kunt u rechtstreeks afdrukken vanaf Apple-apparaten zoals iPad, iPhone en iPod touch.
 
Systeemvoorwaarden
U hebt een van de volgende Apple-apparaten nodig om af te drukken met AirPrint.
iPad (alle modellen)
iPhone (3GS of hoger)
iPod touch (derde generatie of hoger)
Mac (Mac OS X 10.7 of later)*
 
*Mac OS X 10.9 of later bij gebruik van een USB-aansluiting.
 
 
Netwerkomgeving
U hebt een van de volgende situaties nodig.
Het Apple-apparaat en de machine hebben verbinding met hetzelfde LAN.
De Mac en de machine zijn via USB verbonden.
 
U moet om te kunnen afdrukken het selectievakje [Gebruik IPP-afdrukken:] inschakelen. De instelling van voor AirPrint beschikbare functies wijzigen

Afdrukken vanaf een iPad, iPhone of iPod touch

1
Zorg dat de machine is ingeschakeld en verbinding heeft met het Apple-apparaat.
Raadpleeg 'Aan de slag' voor meer informatie over hoe u hiervoor kunt zorgen. Meegeleverde documentatie
2
Tik in het programma op het Apple-apparaat op  om de menuopties weer te geven.
3
Tik op [Print] (Druk af) in de vervolgkeuzelijst.
4
Selecteer dit apparaat bij [Printer] in [Printer Options] (Printeropties).
De printers in het netwerk worden weergegeven. Selecteer dit apparaat.
[Printer Options] (Printeropties) wordt niet weergegeven in programma's die geen ondersteuning bieden voor AirPrint. U kunt dan ook niet draadloos afdrukken vanuit deze programma's.
5
Geef de gewenste afdrukinstellingen op.
De beschikbare instellingen en papierformaten verschillen afhankelijk van de toepassing die u gebruikt.
6
Tik op [Print] (Druk af).
Het afdrukken wordt gestart.
De afdrukstatus controleren
Tijdens het afdrukken drukt u tweemaal op de Startknop van het Apple-apparaat tik op [Print] (Druk af).

Afdrukken via een Mac

1
Zorg dat de machine is ingeschakeld en op de Mac is aangesloten.
Raadpleeg 'Aan de slag' voor meer informatie over hoe u hiervoor kunt zorgen. Meegeleverde documentatie
2
Voeg de machine aan uw Mac toe via [System Preferences] (Systeemvoorkeuren)  [Printers & Scanners] (Printers en scanners).
Deze handeling is niet noodzakelijk als de registratie al is uitgevoerd voor een andere handeling.
3
Open een document in een programma en geef het afdrukvenster weer.
De manier waarop u het afdrukvenster weergeeft, kan per programma verschillen. Raadpleeg voor meer informatie de Help van het programma dat u gebruikt.
4
Selecteer deze machine in het afdrukvenster.
De printers die zijn aangesloten op de Mac, worden weergegeven. Selecteer dit apparaat.
5
Geef de gewenste afdrukinstellingen op.
De beschikbare instellingen en papierformaten verschillen afhankelijk van de toepassing die u gebruikt.
6
Klik op [Afdrukken].
Het afdrukken wordt gestart.
14HJ-04S