N.B.
|
De standaardinstelling is ‘Standaard’.
|
|
[Standaard]:
|
Druk op deze toets om de overdrachtsuitvoer in te stellen op een gemiddeld niveau.
|
|
[Laag]:
|
Druk op deze toets om de overdrachtsuitvoer in te stellen op een lager niveau.
|
|
[Hoog]:
|
Druk op deze toets om de overdrachtsuitvoer in te stellen op een hoger niveau.
|
BELANGRIJK
|
Gebruik geen papier dat gedurende een langere periode is blootgesteld aan hoge temperaturen of hoge luchtvochtigheid. Bij het afdrukken op dergelijk papier loopt het papier vaak vast.
|
N.B.
|
Als Speciale Modus N is ingeschakeld, kan het afdrukken iets langer duren. Als u merkt dat de afdruksnelheid langzamer is, schakel dan de modus uit.
De standaardinstelling is ‘Uit’.
|
1
|
Druk op [Automatisch] → [OK].
De geselecteerde modus wordt ingesteld.
|
1
|
Druk op [Handmatig].
|
2
|
Druk op [Medium] of [Hoog] om het niveau van krulpreventie te selecteren → druk op [OK]
[Medium]:
Druk op deze toets om omkrullen te voorkomen van papier dat veel vocht heeft geabsorbeerd.
[Hoog]:
Druk op deze toets om omkrullen van papier effectiever te voorkomen dan wanneer Medium is geselecteerd.
De geselecteerde modus wordt ingesteld.
|
BELANGRIJK
|
Als u de modus inschakelt wanneer het papier niet vochtig is, kan de afdrukkwaliteit afnemen.
|
N.B.
|
Druk op [Uit] → [OK] om de mode uit te schakelen.
Als [Hoog] is geselecteerd, kan het afdrukken langzamer worden.
|
N.B.
|
De standaardinstelling is ‘Uit’.
|
N.B.
|
Indien de instellingen voor zowel Speciale modus N als Speciale modus P zijn ingeschakeld, dan zal de Speciale modus N de Speciale modus P negeren.
De standaardinstelling is ‘Uit’.
|
|
[Uit]:
|
Druk op deze toets om de modus uit te schakelen.
|
|
[Medium]:
|
Druk op deze toets om omkrullen van het papier te voorkomen.
|
|
[Hoog]:
|
Druk op deze toets om omkrullen van papier effectiever te voorkomen dan wanneer Medium is geselecteerd.
|
N.B.
|
De standaardinstelling is ‘Uit’.
|
N.B.
|
Als deze modus is ingeschakeld, kan de vorige afdruk vaag op de volgende afdruk verschijnen.
De standaardinstelling is ‘Uit’.
|
BELANGRIJK
|
Deze instelling is niet beschikbaar wanneer de optionele Inner Finisher-B1 is aangesloten op de machine.
|
N.B.
|
De standaardinstelling is ‘Snelheidprioriteit 1’.
|
|
[Snelheidprioriteit 1]:
|
Druk op deze toets om de wachttijd te reduceren. De afdrukkwaliteit neemt af.
|
|
[Snelheidprioriteit 2]:
|
Druk op deze toets om de wachttijd enigszins te reduceren. De afdrukkwaliteit is gemiddeld.
|
|
[Beeldprioriteit]:
|
Druk op deze toets om voorrang te verlenen aan de afdrukkwaliteit boven de snelheid. De wachttijd is lang, maar de beeldkwaliteit is hoog.
|
N.B.
|
Deze modus is alleen beschikbaar als de machine is uitgerust met de invoerlade (optioneel voor imageRUNNER 2525/2520).
Zelfs als de modus is ingeschakeld kunnen er enkele punten of lijnen blijven verschijnen. De kopieën en afdrukken zijn echter aanzienlijk scherper dan wanneer de modus is uitgeschakeld.
De standaardinstelling is ‘Aan’.
|
N.B.
|
De standaardinstelling is ‘Uit’.
|
N.B.
|
De standaardinstelling is ‘Uit’.
|
|
[Uit]:
|
Druk op deze toets om de modus uit te schakelen.
|
|
[MODUS1]:
|
Druk op deze toets om te voorkomen dat toner vlekt of doordrukt op de afdrukken.
|
|
[MODUS2]:
|
Druk op deze toets om het vlekken of doordrukken op de afdrukken effectiever te voorkomen dan [MODUS1]. Gebruik deze modus als het probleem zich blijft voordoen nadat [MODUS1] werd geselecteerd.
|
|
[MODUS3]:
|
Druk op deze toets om het vlekken of doordrukken op de afdrukken effectiever te voorkomen dan [MODUS1] of [MODUS2]. Gebruik deze modus als het probleem zich blijft voordoen nadat [MODUS2] werd geselecteerd.
|