Aanpassen van de instellingen van de machine

In dit onderdeel wordt beschreven hoe de instellingen van de machine kunnen worden aangepast voor betere prestaties.

Verbeteren van afdrukkwaliteit en densiteit

Als u merkt dat de afdrukkwaliteit afneemt of een ongelijkmatige afdrukdensiteit optreedt, gebruik dan de Speciale modus M. Deze modus stelt u in staat drie overdrachtsuitvoerniveaus van de machine te selecteren. Selecteer een hoger uitvoerniveau als u wilt kopiëren of afdrukken op papier waar toner moeilijk op wordt gefixeerd, zoals een indexkaart.
N.B.
De standaardinstelling is ‘Standaard’.
1
Druk op (Extra functies).
Het menu Extra functies verschijnt.
2
Druk op [Aanpassen/Reinigen].
3
Druk op [] of [] totdat [Speciale mode M] verschijnt → druk op [Speciale mode M].
4
Druk op [Standaard], [Laag], of [Hoog] om de gewenste instelling te selecteren → druk op [OK].
 
[Standaard]:
Druk op deze toets om de overdrachtsuitvoer in te stellen op een gemiddeld niveau.
 
[Laag]:
Druk op deze toets om de overdrachtsuitvoer in te stellen op een lager niveau.
 
[Hoog]:
Druk op deze toets om de overdrachtsuitvoer in te stellen op een hoger niveau.
De geselecteerde modus wordt ingesteld.
5
Druk op (Reset) om terug te gaan naar het hoofdscherm.

Voorkomen van omkrullen of vastlopen van papier als gevolg van een omgeving met een hoge luchtvochtigheid

Bij het afdrukken op papier dat veel vocht heeft geabsorbeerd, kan het papier omkrullen of vastlopen. Indien de machine in een omgeving met een hoge luchtvochtigheid wordt gebruikt, stel dan de Speciale modus N in om te voorkomen dat het papier omkrult of vastloopt.
BELANGRIJK
Gebruik geen papier dat gedurende een langere periode is blootgesteld aan hoge temperaturen of hoge luchtvochtigheid. Bij het afdrukken op dergelijk papier loopt het papier vaak vast.
N.B.
Als Speciale Modus N is ingeschakeld, kan het afdrukken iets langer duren. Als u merkt dat de afdruksnelheid langzamer is, schakel dan de modus uit.
De standaardinstelling is ‘Uit’.
1
Druk op (Extra functies) → [Aanpassen/Reinigen].
Voor hulp raadpleegt u Verbeteren van afdrukkwaliteit en densiteit.
2
Druk op [] of [] totdat [Speciale mode N] verschijnt → druk op [Speciale mode N].
3
Selecteer de gewenste instelling.
De machine instellen voor automatische selectie van het juiste niveau van krulpreventie:
1
Druk op [Automatisch] → [OK].
De geselecteerde modus wordt ingesteld.
Het niveau van krulpreventie handmatig selecteren:
1
Druk op [Handmatig].
2
Druk op [Medium] of [Hoog] om het niveau van krulpreventie te selecteren → druk op [OK]
[Medium]:
Druk op deze toets om omkrullen te voorkomen van papier dat veel vocht heeft geabsorbeerd.
[Hoog]:
Druk op deze toets om omkrullen van papier effectiever te voorkomen dan wanneer Medium is geselecteerd.
De geselecteerde modus wordt ingesteld.
BELANGRIJK
Als u de modus inschakelt wanneer het papier niet vochtig is, kan de afdrukkwaliteit afnemen.
N.B.
Druk op [Uit] → [OK] om de mode uit te schakelen.
Als [Hoog] is geselecteerd, kan het afdrukken langzamer worden.
4
Herstart de machine.
Schakel de machine uit, wacht minstens 10 seconden en schakel de machine weer in.

Voorkomen van papierstoringen bij afdrukken op de achterzijde van bedrukt papier

Wanneer u afdrukt op de achterzijde van voorbedrukt papier, kunnen vaker papierstoringen optreden omdat het papier niet gemakkelijk loskomt van de drum. Gebruik in deze situatie Speciale Modus O om papierstoringen te voorkomen.
N.B.
De standaardinstelling is ‘Uit’.
1
Druk op (Extra functies) → [Aanpassen/Reinigen].
Voor hulp raadpleegt u Verbeteren van afdrukkwaliteit en densiteit.
2
Druk op [] of [] totdat [Speciale mode O] verschijnt → druk op [Speciale mode O].
3
Druk op [Aan] of [Uit] om de gewenste mode in- of uit te schakelen → druk op [OK].
De geselecteerde modus wordt ingesteld.
4
Druk op (Reset) om terug te gaan naar het hoofdscherm.

Voorkomen van omkrullen als gevolg van type papier

De Speciale modus P is zeer nuttig bij het gebruik van papier dat gemakkelijk omkrult, zoals dun of gerecycled papier. De Special modus P voorkomt omkrulling van dergelijk papier.
N.B.
Indien de instellingen voor zowel Speciale modus N als Speciale modus P zijn ingeschakeld, dan zal de Speciale modus N de Speciale modus P negeren.
De standaardinstelling is ‘Uit’.
1
Druk op (Extra functies) → [Aanpassen/Reinigen].
Voor hulp raadpleegt u Verbeteren van afdrukkwaliteit en densiteit.
2
Druk op [] of [] totdat [Speciale mode P] verschijnt → druk op [Speciale mode P].
3
Druk op [Uit], [Medium], of [Hoog] om de gewenste instelling te selecteren → druk op [OK].
 
[Uit]:
Druk op deze toets om de modus uit te schakelen.
 
[Medium]:
Druk op deze toets om omkrullen van het papier te voorkomen.
 
[Hoog]:
Druk op deze toets om omkrullen van papier effectiever te voorkomen dan wanneer Medium is geselecteerd.
De geselecteerde modus wordt ingesteld.
4
Druk op (Reset) om terug te gaan naar het hoofdscherm.

Aanpassen van de afdruksnelheid voor hogere afdrukkwaliteit

In bepaalde omgevingen kan de toner moeite hebben op het papier te fixeren. De Speciale modus G biedt een oplossing voor dit probleem door de afdruksnelheid te verlagen waardoor de toner meer tijd heeft om te fixeren op het papier. Deze modus is vooral nuttig bij afdrukken op dik of dun papier.
N.B.
De standaardinstelling is ‘Uit’.
1
Druk op (Extra functies) → [Aanpassen/Reinigen].
Voor hulp raadpleegt u Verbeteren van afdrukkwaliteit en densiteit.
2
Druk op [] of [] totdat [Speciale mode G] verschijnt → druk op [Speciale mode G].
3
Druk op [Aan] of [Uit] om de gewenste mode in- of uit te schakelen → druk op [OK].
De geselecteerde modus wordt ingesteld.
N.B.
Als de Speciale modus G is ingeschakeld, kan het afdrukken langzamer gaan.
4
Herstart de machine.
Schakel de machine uit, wacht minstens 10 seconden en schakel de machine weer in.

Reduceren van wachttijd voor de volgende opdracht

Wanneer u blijft kopiëren nadat u heeft gekopieerd op papierformaten als A4R en A5R, kan het langer duren voordat de machine het afdrukken hervat. Gebruik in dit geval de Speciale modus S om de wachttijd voor uw volgende opdracht te reduceren.
N.B.
Als deze modus is ingeschakeld, kan de vorige afdruk vaag op de volgende afdruk verschijnen.
De standaardinstelling is ‘Uit’.
1
Druk op (Extra functies) → [Aanpassen/Reinigen].
Voor hulp raadpleegt u Verbeteren van afdrukkwaliteit en densiteit.
2
Druk op [] of [] totdat [Speciale mode S] verschijnt → druk op [Speciale mode S].
3
Druk op [Aan] of [Uit] om de gewenste mode in- of uit te schakelen → druk op [OK].
De geselecteerde modus wordt ingesteld.
4
Druk op (Reset) om terug te gaan naar het hoofdscherm.

Aanpassen van uitvoersnelheid in de Roteren + Sorteren mode

Afdrukken in de modus Roteren + Sorteren vereist twee verschillende papierbronnen en een wachttijd om tussen deze twee te schakelen. U kunt deze wachttijd verkorten of verlengen door te selecteren of er prioriteit aan de snelheid of de beeldkwaliteit dient te worden gegeven.
BELANGRIJK
Deze instelling is niet beschikbaar wanneer de optionele Inner Finisher-B1 is aangesloten op de machine.
N.B.
De standaardinstelling is ‘Snelheidprioriteit 1’.
1
Druk op (Extra functies) → [Aanpassen/Reinigen].
Voor hulp, raadpleegt u Verbeteren van afdrukkwaliteit en densiteit.
2
Druk op [] of [] totdat [Sorteren + Roteren aanpassing] verschijnt → druk op [Sorteren + Roteren aanpassing].
3
Druk op [Snelheidprioriteit 1], [Snelheidprioriteit 2], of [Beeldprioriteit] om de gewenste instelling te selecteren → druk op [OK].
 
[Snelheidprioriteit 1]:
Druk op deze toets om de wachttijd te reduceren. De afdrukkwaliteit neemt af.
 
[Snelheidprioriteit 2]:
Druk op deze toets om de wachttijd enigszins te reduceren. De afdrukkwaliteit is gemiddeld.
 
[Beeldprioriteit]:
Druk op deze toets om voorrang te verlenen aan de afdrukkwaliteit boven de snelheid. De wachttijd is lang, maar de beeldkwaliteit is hoog.
De geselecteerde modus wordt ingesteld.
4
Druk op (Reset) om terug te gaan naar het hoofdscherm.

Aanpassing vlek van invoerlade

Indien de aanvoer is verontreinigd, kunnen er vlekken of lijnen op kopieën en afdrukken verschijnen. De Automatische aanpassing voor verontreinigde rollen modus voorkomt dat stof en aanslag in de aanvoer op uw kopieën en afdrukken verschijnen.
N.B.
Deze modus is alleen beschikbaar als de machine is uitgerust met de invoerlade (optioneel voor imageRUNNER 2525/2520).
Zelfs als de modus is ingeschakeld kunnen er enkele punten of lijnen blijven verschijnen. De kopieën en afdrukken zijn echter aanzienlijk scherper dan wanneer de modus is uitgeschakeld.
De standaardinstelling is ‘Aan’.
1
Druk op (Extra functies) → [Aanpassen/Reinigen].
Voor hulp, raadpleegt u Verbeteren van afdrukkwaliteit en densiteit.
2
Druk op [] of [] totdat [Automatische aanpassing voor verontreinigde rollen] verschijnt → druk op [Automatische aanpassing voor verontreinigde rollen].
3
Druk op [Aan] of [Uit] om de gewenste mode in- of uit te schakelen → druk op [OK].
De geselecteerde modus wordt ingesteld.
4
Druk op (Reset) om terug te gaan naar het hoofdscherm.

Aanpassen van de densiteit voor afdrukken van beveiligingsafbeeldingen

Met de speciale modus E kunt u de densiteit van de verborgen tekst en achtergrond aanpassen, zodat deze beter zichtbaar worden op de afdrukken. Deze modus is vooral geschikt voor scherpe afdrukken van beveiligingsafbeeldingen, zoals afdrukbare watermerken.
N.B.
De standaardinstelling is ‘Uit’.
1
Druk op (Extra functies) → [Aanpassen/Reinigen].
Voor hulp, raadpleegt u Verbeteren van afdrukkwaliteit en densiteit.
2
Druk op [] of [] totdat [Speciale mode E] verschijnt → druk op [Speciale mode E].
3
Druk op [Aan] of [Uit] om de gewenste mode in- of uit te schakelen → druk op [OK].
De geselecteerde modus wordt ingesteld.
4
Druk op (Reset) om terug te gaan naar het hoofdscherm.

Voorkomen dat toner vlekt of doordrukt op afdrukken

In omgevingen met een hoge luchtvochtigheid kan er gemakkelijk toner vlekken of doordrukken op de afdrukken. De Speciale modus F kan dit probleem mogelijk verhelpen.
N.B.
De standaardinstelling is ‘Uit’.
1
Druk op (Extra functies) → [Aanpassen/Reinigen].
Voor hulp, raadpleegt u Verbeteren van afdrukkwaliteit en densiteit.
2
Druk op [] of [] totdat [Speciale mode F] verschijnt → druk op [Speciale mode F].
3
Druk op [Uit], [MODE1], [MODE2], of [MODE3] om de gewenste instelling te selecteren → druk op [OK].
 
[Uit]:
Druk op deze toets om de modus uit te schakelen.
 
[MODUS1]:
Druk op deze toets om te voorkomen dat toner vlekt of doordrukt op de afdrukken.
 
[MODUS2]:
Druk op deze toets om het vlekken of doordrukken op de afdrukken effectiever te voorkomen dan [MODUS1]. Gebruik deze modus als het probleem zich blijft voordoen nadat [MODUS1] werd geselecteerd.
 
[MODUS3]:
Druk op deze toets om het vlekken of doordrukken op de afdrukken effectiever te voorkomen dan [MODUS1] of [MODUS2]. Gebruik deze modus als het probleem zich blijft voordoen nadat [MODUS2] werd geselecteerd.
De geselecteerde modus wordt ingesteld.
4
Druk op (Reset) om terug te gaan naar het hoofdscherm.
4HYC-08E