De authentificatiemethode voor de LDAP-server opgeven

U kunt de verificatiemethode voor toegang tot een LDAP-server opgeven.
Administrator instellingen
Selecteer de authentificatiegegevens die worden gebruikt om toegang te krijgen tot een LDAP-server.
1.
Druk op .
2.
Druk op [Functie-instellingen] → [Algemeen] → [Verificatiemethode instellen] → [Gebruikte info voor verificatie LDAP-server].
3.
Selecteer de informatie die wordt gebruikt voor LDAP-serverauthentificatie.
Onderstaand treft u een uitleg van deze items aan:
[Apparaatinstellingen]:
Hierbij worden de authentificatiegegevens gebruikt die zijn ingesteld bij [Registreer LDAP-server]. (Zie "Opslaan van een LDAP server.") Verdere instellingen zijn niet vereist voor elke gebruiker.
[Aanmeldings- geg. apparaat]:
Hierbij worden de authentificatiegegevens gebruikt voor het inloggen op de machine. Verdere instellingen zijn niet vereist voor elke gebruiker.
Deze instelling is beschikbaar onder de volgende condities
Wanneer dezelfde authentificatiegegevens worden gebruikt voor het inloggen op de machine en op de LDAP-server
Wanneer u een loginservice gebruikt die Geïntegreerde authentificatie ondersteunt*
* Neem contact op met uw officiële plaatselijke Canon-verdeler om te weten of de loginservice die u gebruikt, Geïntegreerde authentificatie ondersteunt.
Wanneer Geïntegreerde authentificatie niet uitgeschakeld is
[Reg.geg. vr elke gebr.]:
Hierbij worden de authentificatiegegevens gebruikt die door elke gebruiker van een LDAP-server zijn geregistreerd. Verdere instellingen zijn vereist voor elke gebruiker.
4.
Druk op [OK].
Instellingen voor elke gebruiker
De volgende instellingen zijn vereist om verschillende authentificatiegegevens voor elke gebruiker te gebruiken. Elke gebruiker moet LDAP-server- en authentificatiegegevens registreren om toegang te krijgen tot de LDAP-server, door de onderstaande procedures te volgen.
1.
Log in bij de machine.
2.
Druk op  → [Scannen en verzenden] → → [Gegevens voor elke gebr. registreren/bewerken].
N.B.
U kunt de authentificatiegegevens registreren voor elke gebruiker van op het scherm met basisfuncties voor [Scannen en verzenden], het scherm met basisfuncties voor [Fax], het Verzendscherm voor [ToegangTurvatulostus bestanden] en het Verzendscherm voor [Fax/I-Fax postbus] Verzendscherm.
3.
Druk op [Verificatiegegevens LDAP-server].
4.
Selecteer de server om authentificatiegegevens te registreren.
5.
Voer de gebruikersnaam en het wachtwoord in die voor LDAP-serverauthentificatie worden gebruikt → druk op [OK].
18JC-256