Apparaatbeheer

U kunt de apparaatinformatie opslaan of het log van de vorige verzending raadplegen/afdrukken. Door op een extern apparaat aan te sluiten, zullen diverse functies bij deze machine beschikbaar komen. De beheerder kan beperkingen aan het gebruik van deze functies instellen.
USB instellingen
Als u de machine samen met een USB-apparaat wilt gebruiken, schakel dan de verbindingsinstellingen in. U kunt ook instellen of u het MEAP stuurprogramma wilt gebruiken wanneer het USB-apparaat wordt aangesloten. (Zie "USB-poort gebruiken.")
Apparaatinformatie afleveren
Als meerdere machines op hetzelfde netwerk zijn aangesloten, kunt u de apparaatinformatie (beheergegevens) die zijn opgeslagen op de host machine afleveren bij andere cliënt machines. De cliënt machine ontvangen de apparaatinformatie en werkt deze bij. Dit stelt u in staat op eenvoudige wijze meerdere machines tegelijk te beheren. (Zie "Aangeven van Apparaatinformatie afleverinstellingen.")
Rapportage-instellingen
De machine registreert en beheert opdrachten zoals kopiëren/verzenden en verzenden van apparaatinformatie in een log. Bij Rapportinstellingen kunt u het log als rapport laten afdrukken of instellen dat het rapport automatisch wordt afgedrukt. (Zie "Controleren/Afdrukken van het communicatielog.")
Instellingen voor externe UI
U kunt TLS-communicatie gebruiken wanneer u de machine via de externe UI instelt en bedient. (Zie "Externe UI.")
De administrator kan tevens functies uitvoeren die niet kunnen worden uitgevoerd vanaf het bedieningspaneel, met de externe UI. Hier volgen voorbeelden van dergelijke bewerkingen:
Herstarten van de machine
Installeren van een CA certificaatbestand
Beheren (exporteren/wissen) van het auditlogboek
Importeren/exporteren van een adreslijst of Instellingen/Registratie
Een back-up maken of terugzetten van gegevens van een postbus
N.B.
Voor informatie over gedetailleerde bewerkingen van de UI op afstand en de beschikbare instellingen voor administratorrechten van de externe UI raadpleegt u "Remote UI."
18JC-26L