<Ontvangen/doorzenden>

Alle instellingen voor het ontvangen van faxen en e-mails verschijnen in een lijst met korte toelichting. Standaardinstellingen worden aangegeven met een dolksymbool ().
Sterretjes (*)
Instellingen gemarkeerd met "*1" worden misschien niet weergegeven, afhankelijk van het model dat u gebruikt, opties, of andere instel-items.
Instellingen die zijn gemarkeerd met "*2" kunnen niet worden geïmporteerd of geëxporteerd.
Opties gemarkeerd met "*3" hebben per land of regio afwijkende standaardinstellingen.

<Algemene instellingen>

Geef bewerkingen op die moeten worden verricht als er faxen in het geheugen worden ontvangen terwijl er te weinig toner in de tonercartridge zit.
<Postvak IN fax/I-fax instellen> *1
Hiermee kunt u instellingen configureren voor het ontvangen van faxen in het geheugen.
<Instellingen faxgeheugenslot>
Kies deze optie om in te stellen dat ontvangen faxen worden opgeslagen in plaats van ze direct af te drukken. Opgeslagen faxdocumenten kunt u later afdrukken door de instelling te wijzigen in <Uit>. Ontvangen documenten in het apparaat opslaan (ontvangst in geheugen)
<Gebruik geheugenslot>
<Uit>
<Aan>
<Rapportafdruk>
<Uit>
<Aan>
<Geheugenslottijd>
<Deze functie instellen>
    <Uit>
    <Aan>
        <Starttijd geheugenslot>
        <Eindtijd geheugenslot>
<Door. m afdr. bij lege cart.>
Als u faxberichten ontvangt wanneer de toner bijna op is, bewaart het apparaat de berichten in het geheugen en drukt ze niet af. Als deze functie echter is ingeschakeld, gaat het apparaat verder met afdrukken. Dit geldt ook voor de ontvangst van internetfaxberichten (I-Fax).
<Uit>
<Aan>
Als deze optie is ingeschakeld, kunnen faxen te licht of onscherp worden afgedrukt. Aangezien ontvangen documenten niet worden opgeslagen, moet u de afzender vragen het document opnieuw te sturen.

<I-faxinstellingen>

Geef instellingen op voor het afdrukken van ontvangen I-Fax documenten.
<Afdrukken op beide zijden> *1
Kies deze optie om instellingen op te geven voor het dubbelzijdig afdrukken van ontvangen documenten.
<Uit>
<Aan>
<RX-afdrukformaat>
Geef het papierformaat op dat moet worden gebruikt voor afdrukken.
<A4>
<LTR>
<LGL>
<FOOLSCAP/FOLIO>
<OFICIO>
<LETTER (Government)>
<LEGAL (Government)>
<LEGAL (India)>
<FOOLSCAP (Australië)>
<OFICIO (Brazilië)>
<OFICIO (Mexico)>

<Faxinstellingen> *1

Hiermee kunt u instellingen configureren voor het ontvangen en doorsturen van faxen.
<Afdrukken op beide zijden>
Kies deze optie om instellingen op te geven voor het dubbelzijdig afdrukken van ontvangen documenten.
<Uit>
<Aan>
<ECM RX>
Hiermee kunt u de foutcorrectiemodus (ECM) in- of uitschakelen. ECM controleert op fouten in faxgegevens en corrigeert deze. Als u foutcorrectie wilt toepassen op verzonden faxen <ECM TX>.
<Uit>
<Aan>
ECM moet zijn ingeschakeld op de machine en het andere faxapparaat omdat er foutcontroles worden uitgevoerd op zowel het versturende als ontvangende apparaat.
Zelfs als ECM is ingeschakeld, kunnen er fouten optreden als gevolg van de toestand van de telefoonlijn.
Het verwerken van gegevens kan langer duren als ECM is ingeschakeld omdat de foutcontroles en -correcties worden uitgevoerd terwijl de gegevens worden verzonden.
<Inkomend belsignaal> *3
Kies deze optie om instellingen op te geven voor het weergeven van een belsignaal bij een binnenkomende fax. Deze functie is alleen beschikbaar wanneer <Automatisch> of <Fax/telefoon (autom. schakelen)> is geselecteerd als de ontvangstmodus. Geef aan hoe vaak u een belsignaal wilt horen bij een binnenkomende fax. U kunt er ook voor kiezen geen belsignaal weer te geven.
<Inkomend belsignaal gebruiken>
<Uit>
<Aan>
<Aantal keer overgaan>
1 t/m 2 t/m 99 (maal)
Als de optie <Aan> is ingesteld, moet u vooraf uw telefoon of de optionele handset aansluiten op het apparaat.
Als <Uit> is opgegeven, gaat het apparaat niet naar de sluimerstand.
<RX op afstand> *3
Kies deze optie om instellingen op te geven voor het ontvangen van een fax via een telefoon die is verbonden met de machine (Ontvangst op afstand). Als er een fax naar de machine wordt verstuurd, kunt u deze ontvangen door op de handset van de telefoon een bepaalde code in te voeren. Op deze manier bespaart u tijd en moeite doordat u niet helemaal naar de machine hoeft te lopen. Raadpleeg Een telefoon gebruiken om faxen te ontvangen (ontvangst op afstand) voor meer informatie over de functie Ontvangst op afstand.
<RX op afstand gebruiken>
<Uit>
<Aan>
<ID RX op afstand>
00 tot en met 25 tot en met 99
<Omschakelen naar Auto RX>
Kies deze optie om instellingen op te geven voor het automatisch ontvangen van een fax nadat de machine gedurende bepaalde tijd een signaal voor een binnenkomende fax heeft gedetecteerd. Deze functie is alleen beschikbaar wanneer <Handmatig> is geselecteerd als de ontvangstmodus. Via deze functie kunnen faxen ook worden ontvangen als er niemand aanwezig is om de handset op te pakken.
<Schakelen naar Auto RX gebruiken>
<Uit>
<Aan>
<Duur belsignaal Auto RX>
1 tot en met 15 tot en met 99 (sec.)
<RX-startsnelheid>
Als het lang duurt voordat het ontvangen van een fax start, bijvoorbeeld vanwege een slechte verbinding, kunt u de startsnelheid voor de communicatie stapsgewijs verlagen.
<33600 bps>
<14400 bps>
<9600 bps>
<7200 bps>
<4800 bps>
<2400 bps>
<Verklein RX-formaat gebruiken>
Hiermee kunt u instellingen opgeven voor het verkleinen van een ontvangen document. U kunt een verkleiningspercentage selecteren dat automatisch wordt toegepast om het ontvangen document te verkleinen tot het formaat van het geladen papier. U kunt ook een percentage selecteren in een lijst.
<Verklein RX-formaat gebruiken>
<Uit>
<Aan>
<Verkleiningspercentage>
<Automatisch>
<97%>
<95%>
<90%>
<75%>
<Verkleiningsrichting>
<Verticaal/Horizontaal>
<Alleen verticaal>
<Voettekst RX-pagina afdrukken>
Kies deze optie om aan te geven of u aan de onderkant van ontvangen faxen bepaalde informatie wilt afdrukken, zoals de datum en tijd van ontvangst en paginanummers.
<Uit>
<Aan>
<Instellingen voor doorsturen>
Geef instellingen op voor het doorsturen van faxen.
<Doorzendfunctie> *2
Selecteer als u wilt instellen dat alle ontvangen faxdocumenten worden doorgestuurd naar een bepaalde bestemming. U kunt behalve een faxnummer ook een e-mailadres of een gedeelde map op een computer, enz. opgeven als de doorstuurbestemming. De ontvangen documenten automatisch doorsturen
<Doorzendfunctie gebruiken>
<Uit>
<Aan>
<Doorzendbestemming>
<Afbeeldingen afdrukken>
Geef aan of u doorgestuurde faxen wilt afdrukken. U kunt instellen dat de machine doorgestuurde documenten alleen afdrukt als er een fout optreedt. Doorgestuurde documenten afdrukken
<Uit>
<Aan>
<Alleen bij fout>
<Afbeeldingen in geheugen opslaan>
Selecteer deze optie om in te stellen of faxen in het geheugen moeten worden opgeslagen als het doorsturen ervan is mislukt. U kunt de documenten dan later opnieuw verzenden of afdrukken. Documenten afdrukken, opnieuw verzenden of verwijderen waarvan het doorsturen is mislukt
<Uit>
<Alleen bij fout>
257W-090