<Apparaatbeheer>
Alle instellingen voor het beheer van het informatie voor de hardware en bewerkingen, maar ook over beheer van vereiste gegevens bij gebruik van apparaatfuncties verschijnen in een lijst met korte toelichting. Standaardinstellingen worden aangegeven met een dolksymbool (
).
|
Sterretjes (*)
Instellingen die zijn gemarkeerd met "*1" kunnen niet worden geïmporteerd of geëxporteerd.
Opties die zijn gemarkeerd met '*2' kunnen variëren of zijn mogelijk niet beschikbaar, of hebben afwijkende standaardinstellingen per land of regio.
Instellingen gemarkeerd met "*3" worden misschien niet weergegeven, afhankelijk van het model dat u gebruikt, opties, of andere instel-items
|
<Instellingen Apparaatinformatie>
Typ alfanumerieke tekens voor de naam en de installatielocatie om de machine te identificeren.
<Menu>
<Beheerinstellingen>
<Apparaatbeheer>
<Instellingen Apparaatinformatie>
Selecteer <Apparaatnaam> of <Locatie>
Voer de naam of locatie van het apparaat in (
Tekst invoeren)
<Toepassen>
<Selecteer land/regio> *1 *2
Geef het land of de regio op waarin de machine wordt gebruikt. De standaardinstelling kan verschillen, aangezien deze wordt bepaald op het moment dat de machine de eerste keer wordt ingeschakeld.
<Oostenrijk (AT)>
<Wit-Rusland (BY)>
<België (BE)>
<Tsjechië (CZ)>
<Denemarken (DK)>
<Egypte (EG)>
<Finland (FI)>
<Frankrijk (FR)>
<Duitsland (DE)>
<Griekenland (GR)>
<Hongarije (HU)>
<Ierland (IE)>
<Italië (IT)>
<Jordanië (JO)>
<Luxemburg (LU)>
|
|
<Nederland (NL)>
<Noorwegen (NO)>
<Polen (PL)>
<Portugal (PT)>
<Rusland (RU)>
<Saudi-Arabië (SA)>
<Slovenië (SI)>
<Zuid-Afrika (ZA)>
<Spanje (ES)>
<Zweden (SE)>
<Zwitserland (CH)>
<Oekraïne (UA)>
<Groot-Brittannië (GB)>
<Overige>
|
|
<Menu>
<Beheerinstellingen>
<Apparaatbeheer>
<Selecteer land/regio>
Selecteer een land of regio
<Weergave opdrachtlog>
Geef aan of u de logboeken met informatie over kopieer-, afdruk-, fax- en scantaken wilt weergeven op het display van de machine en in het communicatiebeheerrapport.
<Uit>
<Aan>
|
<Menu>
<Beheerinstellingen>
<Apparaatbeheer>
<Weergave opdrachtlog>
Selecteer <Uit> of <Aan>
Start het apparaat opnieuw op
<Gebruik NFC> *3
Selecteer of u wilt toestaan dat afdrukken wordt uitgevoerd wanneer met een mobiel toestel dat geschikt is voor NFC het NFC-merkteken op het bedieningspaneel wordt aangeraakt.
<Uit>
<Aan>
|
<Menu>
<Beheerinstellingen>
<Apparaatbeheer>
<Gebruik NFC>
Selecteer <Uit> of <Aan>
Start het apparaat opnieuw op
<Informatie over verbruiksartikelen weergeven (RUI/Toner Status)>
Geef aan of u een knop aan de UI op afstand of aan Toner Status wilt toevoegen, waarmee de website voor het kopen van tonercartridges kan worden weergegeven. U kunt ook opgeven of u Toner Status wilt gebruiken.
<Kn. Verbr.art. kopen tonen(RUI)>
<Uit>
<Aan>
<Instellingen Toner Status>
<Uit>
<Aan>
<Knop Verbr.art. kopen tonen>
<Uit>
<Aan>
|
<Menu>
<Beheerinstellingen>
<Apparaatbeheer>
<Informatie over verbruiksartikelen weergeven (RUI/Toner Status)>
Geef de instellingen op
<Kn. Verbr.art. kopen tonen(RUI)>
Selecteer <Uit> en voorkom dat een knop wordt weergegeven in de externe UI, waarmee tonercartridges kunnen worden gekocht.
<Instellingen Toner Status>
Wilt u Tonerstatus niet gebruiken, selecteer dan <Uit>. Wilt u voorkomen dat door middel van een knop, die wordt weergegeven in Tonerstatus, tonercartridges kunnen worden gekocht, selecteer dan <Aan> en vervolgens <Uit>.
<Scan m Canon PRINT Business>
Selecteer of u wilt toestaan dat van een mobiel apparaat wordt gescand met de Canon PRINT Business toepassing.
<Uit>
<Aan>
|
<Menu>
<Beheerinstellingen>
<Apparaatbeheer>
<Scan m Canon PRINT Business>
Selecteer <Uit> of <Aan>
Start het apparaat opnieuw op
<Melden om papierinst. te controleren>
Geef op of u een melding wilt weergeven die u vraagt de papierinstellingen te controleren wanneer u de papierlade in het apparaat plaatst.
<Uit>
<Aan>
|
<Menu>
<Beheerinstellingen>
<Apparaatbeheer>
<Melden om papierins. te contr.>
Selecteer <Uit> of <Aan>
Start het apparaat opnieuw op