<Onderhoud>

De reinigingsfuncties worden opgesomd en toegelicht. Standaardinstellingen worden aangegeven met een dolksymbool ().
Sterretjes (*)
Instellingen gemarkeerd met een asterix (*) worden misschien niet weergegeven, afhankelijk van het model dat u gebruikt, opties, of andere instel-items.

<Fixeereenheid reinigen (vlekken op achterkant papier beperken)> *

De fixeereenheid reinigen als de rand of achterzijde van de afdruk vlekken vertoont. De fixeereenheid reinigen

<Fixeereenheid reinigen>

Reinig de fixeereenheid nadat een tonercartridge is vervangen of als afdrukken zwarte strepen bevatten. De fixeereenheid reinigen

<ITB reinigen>

Reinig de transfer-band in het apparaat om te voorkomen dat de afdrukkwaliteit afneemt. De transportriem (ITB) schoonmaken

<Vochtverwijdering>

Als er snelle temperatuurveranderingen optreden in de omgeving van het apparaat, kan condensatie optreden, wat leidt tot vage of 'doorlopende' afbeeldingen en tekst. Selecteer <Aan> om dauwcondensatie in het apparaat te vermijden. Als u <Aan> selecteert, geef dan op of taken moeten worden beperkt.
<Uit>
 
<Aan>
<Afdrukken toestaan tijdens proces>
<Afdrukken niet toestaan tijdens proces>
Als het condens is verwijderd, gaat het afdrukken misschien niet goed, en kan er leeg papier worden 'geproduceerd'.
Als u instelt op <Aan>, moet u het apparaat AAN laten om het effect van condensverwijdering te behouden.
De instelling voor <Automatische uitschakeltijd> is niet beschikbaar als <Vochtverwijdering> is ingesteld op <Aan>.
258A-05J