|
|
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u enveloppen in de gewenste afdrukstand plaatst. Daarnaast worden de stappen besproken die u moet uitvoeren voordat u enveloppen plaatst. Zie Basisprocedure voor het plaatsen van papier voor een beschrijving van de algemene procedure voor het plaatsen van enveloppen in de papierlade of op de papiertafel.
|
|
|
Gebruik geen enveloppen met lijm op de sluitkleppen. De lijm kan smelten als gevolg van de warmte en de druk van de fixeereenheid.
Er kunnen kreukels optreden afhankelijk van het type enveloppen of de opslagomgeving van de enveloppen.
|
|
Verwijder enveloppenaanvoer A die is opgeslagen in papierlade 2.
|
|
Bevestig enveloppenaanvoer A door de uitstekende delen van enveloppenaanvoer A uit te lijnen met de gaatjes op de papierontvanger onder op de papierlade.
|
|
Papierlade 1 (ISO-C5)
|
Papierlade 2
|
|
|
Als u op enveloppen afdrukt, haal ze dan met 10 tegelijk van het opvangblad.
|
|
|
Als de enveloppen niet goed worden aangevoerd, ook al zijn ze voorbereid volgens de procedures, plaats de enveloppen dan afzonderlijk op de papiertafel in plaats van diverse vellen tegelijk.
Druk niet af op de achterzijde van de enveloppen (de zijde met de gelijmde delen).
|
|
|||
|
Als u op enveloppen afdrukt, haal ze dan met 10 tegelijk van het opvangblad.
Als het afdrukken van enveloppen die in de normale richting zijn geplaatst, leidt tot gekreukelde afdrukkenPlaats het papier zoals weergegeven in de afbeelding en wijzig de instellingen en de richting van het origineel.
Om het afdrukken uit te voeren, geeft u afdrukinstellingenscherm van het printerstuurprogramma weer en wijzigt u de instelling voor papieroriëntatie.
Om het kopiëren uit te voeren, wijzigt u de oriëntatie van het origineel.
|