<Beeldkwaliteit aanpassen>

Alle instellingen voor de beeldkwaliteit verschijnen in een lijst met korte toelichting. Standaardinstellingen worden aangegeven met een dolksymbool ().
Sterretjes (*)
Instellingen gemarkeerd met een asterix (*) worden misschien niet weergegeven, afhankelijk van het model dat u gebruikt, opties, of andere instel-items.

<Kopie-afbeelding aanpassen>

Stel de gradatie en dichtheid in afdrukken in. De gradatie en dichtheid voor kopieeropdrachten aanpassen

<Printerdensiteit>

Stel dit in als de afgedrukte tekst of dunne lijnen vervagen. De afdrukdichtheid aanpassen
Negen niveaus

<Tonerbesparing>

U kunt toner besparen bij: het kopiëren, het afdrukken van ontvangen faxberichten of het afdrukken van rapporten.
<Uit>
<Aan>

<Zwarte tekst verwerkt voor kleur>

Selecteer of de kleur zwart of zwartachtige tekst in kleurdocumenten moeten worden gereproduceerd als echt zwart, of als een kleur die min of meer kort bij de kleur van het origineel ligt. Voor iedere optie kunt u de mate van effect instellen. U kunt afzonderlijke waarden opgeven voor de invoer en de glasplaat. Waarden aanpassen voor reproduceerbaarheid van tekstkleur
<Invoer>
Zeven niveaus
 
<Glasplaat>
Zeven niveaus

<Afdrukpositie aanpassen>

Pas de afdrukpositie aan voor elke papierbron. De afdrukpositie kan worden aangepast binnen een bereik van -5,0 mm tot +5,0 mm, in stappen van 0,1 mm. De afdrukpositie aanpassen
<Multifunctionele lade>
<Verticaal aanpassen (voorkant)>
-5,0 tot en met 0,0 tot en met + 5,0 (mm)
<Hor. aanp. (voork.)>
-5,0 tot en met 0,0 tot en met + 5,0 (mm)
<Vert. aanp. (achterk.)>
-5,0 tot en met 0,0 tot en met + 5,0 (mm)
<Hor. aanp. (achterk.)>
-5,0 tot en met 0,0 tot en met + 5,0 (mm)
 
<Lade 1>
<Verticaal aanpassen (voorkant)>
-5,0 tot en met 0,0 tot en met + 5,0 (mm)
<Hor. aanp. (voork.)>
-5,0 tot en met 0,0 tot en met + 5,0 (mm)
<Vert. aanp. (achterk.)>
-5,0 tot en met 0,0 tot en met + 5,0 (mm)
<Hor. aanp. (achterk.)>
-5,0 tot en met 0,0 tot en met + 5,0 (mm)
 
<Lade 2>*
<Verticaal aanpassen (voorkant)>
-5,0 tot en met 0,0 tot en met + 5,0 (mm)
<Hor. aanp. (voork.)>
-5,0 tot en met 0,0 tot en met + 5,0 (mm)
<Vert. aanp. (achterk.)>
-5,0 tot en met 0,0 tot en met + 5,0 (mm)
<Hor. aanp. (achterk.)>
-5,0 tot en met 0,0 tot en met + 5,0 (mm)

<Speciale verwerking>

Als de afdrukresultaten op speciale papiersoorten niet naar wens zijn, kunt u de volgende instellingen proberen om de kwaliteit van de afdrukken te verbeteren.
<Verwerking van speciaal papier>
Als u afdrukt op de achterzijde van bedrukt papier, ruw papier of enveloppen, kunt u de afdrukresultaten mogelijk verbeteren door de volgende instellingen aan te passen.
<Handm. achterk. afdr. (alleen 2-zijdig)>
Als afdrukken op de achterzijde van bedrukt papier te licht zijn, selecteert u <Aan>. U kunt deze optie per papierbron instellen.
<Multifunctionele lade>
<Uit>
<Aan>
 
<Lade 1>
<Uit>
<Aan>
 
<Lade 2>*
<Uit>
<Aan>
Als u <Aan> kiest, kan de beeldkwaliteit veranderen als er een bepaalde tijd verstrijkt na het afdrukken op de voorzijde, of afhankelijk van de vochtigheidsgraad van de omgeving.
<Modus voor ruwe enveloppen>
Bij het afdrukken op enveloppen met ruwe oppervlakken, selecteert u <Aan>.
<Uit>
<Aan>
Als u <Modus voor ruwe enveloppen> instelt op <Aan>
De instelling <Papierkrulcorrectie> wordt uitgeschakeld.
De afdruksnelheid kan lager zijn.
<Papierkreukelcorrectie>
Afhankelijk van het papiertype kunnen de afdrukken kreukels gaan vertonen. In dat geval kunt u het probleem mogelijk verhelpen door dit item in te stellen op <Aan>.
<Uit>
<Aan>
Met <Aan> geselecteerd, kan de afdruk vaag zijn of kan de afdruksnelheid lager zijn.
<Papierkrulcorrectie>
Als het afgedrukte papier krult, zet dan dit Item op <Aan>.
<Uit>
<Aan>
Als u instelt op <Aan>, kan de afdruksnelheid lager zijn.
<Fixatieverbeter. dik, klein papier>
Als u op kleinformaat, zwaar papier een halftonen-afbeelding afdrukt (bijvoorbeeld een foto), kunnen op de achterzijde van het papier strepen verschijnen. In dat geval kunt u het probleem mogelijk verhelpen door dit item op <Aan> te zetten.
<Uit>
<Aan>
Als u instelt op <Aan>, kan de afdruksnelheid lager zijn.
<Plakkend papr bij uitv. verm.>
Bij dubbelzijdig afdrukken kunnen de vellen papier bij de uitvoer aan elkaar plakken. De instelling <Aan> verlaagt de afdruksnelheid, teneinde plakken tegen te gaan.
<Uit>
<Aan>
<Modus hoge vochtigheid>
Afdrukdichtheid kan ongelijk zijn als het apparaat wordt gebruikt in een omgeving met hoge vochtigheidsgraad. In dat geval kunt u het probleem mogelijk verhelpen door dit item in te stellen op <Aan>.
<Uit>
<Aan>
Als u instelt op <Aan>, kan de afdrukdichtheid variëren, afhankelijk van de luchtvochtigheid.
<Modus lage vochtigheid>
Als u het apparaat in een omgeving met lage luchtvochtigheid gebruikt, kunnen de afgedrukte afbeeldingen en tekst onscherp zijn. In dat geval stelt u dit item in. Het verbeterende effect is sterker met <Modus 2> dan met <Modus 1>. Probeer eerst de instelling met <Modus 1>.
<Uit>
<Modus 1>
<Modus 2>
Als <Modus lage vochtigheid> is opgegeven, kan de afdrukdichtheid lager of ongelijk zijn als het apparaat wordt gebruikt in een omgeving met hoge vochtigheidsgraad.
<Hot offset corrigeren 1>
Als u na het afdrukken op kleinformaat papier, op groot formaat papier afdrukt, kunnen in witte gedeelten zogenaamde nabeelden verschijnen. In dat geval kunt u het probleem oplossen door dit item op <Aan> te zetten.
<Uit>
<Aan>
Als u instelt op <Aan>, kan de afdruksnelheid lager zijn.
<Vochtred. (Opv. 2-z. afdr.)>
Als de afgedrukte afbeeldingen bij dubbelzijdig afdrukken flets zijn vanwege condensvorming, kunt u het probleem mogelijk oplossen door een andere instelling dan <Uit> te gebruiken.
<Uit>
<Aan>
Als u instelt op <Aan>, is de afdruksnelheid lager.
<Kreukel (vocht)/strepen verm.>
Als afdrukken op vochtig papier kreukels hebben, of als er bij het afdrukken van afbeeldingen met halftonen (bijvoorbeeld foto´s) strepen verschijnenn in de voorrand van het papier, kunt u dit probleem misschien oplossen door <Aan> te kiezen.
<Uit>
<Aan>
Als u instelt op <Aan>, is de afdruksnelheid lager.
<Stille modus>
Als u niet vn afdrukgeluiden houdt, kiest u <Aan>.
<Uit>
<Aan>
Als u instelt op <Aan>, is de afdruksnelheid lager.
<Vage afbeelding corrigeren>
Er kunnen strepen op afdrukken verschijnen, afhankelijk van het papiertype of de omgevingscondities. In dit geval kan het instellen van dit item het probleem oplossen. Het verbeterende effect is het zwakst met <Modus 1> en het sterkst met <Modus 4>.
<Uit>
<Modus 1>
<Modus 2>
<Modus 3>
<Modus 4>
Een sterker verbeterend effect instellen kan leiden tot lagere afdrukdichtheid of lagere afdruksnelheid. Het kan ook leiden tot minder scherpe randen en ruwere details.
<Vage afb. corrig. voor kopie>
Er kunnen vlekken op kopieën verschijnen, afhankelijk van het papiertype of de omgevingscondities. In dit geval kan het instellen van dit item het probleem oplossen. Het verbeterende effect is het sterkst met <Modus 3> en het zwakst met <Modus 1>.
<Uit>
<Modus 1>
<Modus 2>
<Modus 3>
Een sterker verbeterend effect instellen kan leiden tot lagere afdrukdichtheid.

<Verw. strepen van scangeb.>

U kunt een instelling configureren om te verhinderen dat vlekken worden gescand wanneer ze worden waargenomen in het scangedeelte van de documenttoevoer. Als u <Aan> selecteert, worden strepen verwijderd die ontstaan aan de rand van het origineel.
<Uit>
<Aan>
Als strepen worden verwijderd, worden gedeelten met vlekken niet gescand. Reinig het originele scangebied, zodat het origineel naar tevredenheid wordt gescand.
2LFC-08R