<Onderhoud>

De reinigingsfuncties worden opgesomd en toegelicht. Standaardinstellingen worden aangegeven met een dolksymbool ().

<Fixeereenheid reinigen>

Reinig de fixeereenheid nadat een tonercartridge is vervangen of als afdrukken zwarte strepen bevatten. De fixeereenheid reinigen

<Invoer reinigen>

Reinig de invoerrollen als originelen vies zijn nadat ze door de toevoer zijn gedaan. The documentinvoer reinigen

<Condensvorming beperken>

Als er snelle temperatuurveranderingen optreden in de omgeving van het apparaat, kan condensatie optreden, wat leidt tot vage of 'doorlopende' afbeeldingen en tekst. Selecteer <Aan> om dauwcondensatie in het apparaat te vermijden. Als u <Aan> selecteert, geef dan op of taken moeten worden beperkt.
<Uit>
 
<Aan>
<Faxgeheugenslot gebruiken>/<Afdrukopdracht toestaan tijdens proces>
<Faxgeheugenslot gebruiken en afdrukopdracht verbieden tijdens proces>/<Afdrukopdracht verbieden tijdens proces>
Als het condens is verwijderd, gaat het afdrukken misschien niet goed, en kan er leeg papier worden 'geproduceerd'.
Als u instelt op <Aan>, moet u het apparaat AAN laten om het effect van condensverwijdering te behouden.
De instelling voor <Automatische uitschakeltijd> is niet beschikbaar als <Modus Vochtverwijder.> is ingesteld op <Aan>.
2LFC-08S