Een gedeelde map instellen

SMB/CIFS-technologie van Windows wordt gebruikt om bestanden naar gedeelde mappen te verzenden. SMB/CIFS is een protocol voor het delen van bronnen, zoals bestanden en printers, met meerdere apparaten in een netwerk (SMB configureren).
U kunt een map die als gedeelde map is ingesteld, in het adresboek opslaan zodat deze map als scanbestemming kan worden opgegeven (Adresboek wijzigen via de UI op afstand).

Windows Server 2003/Server 2003 R2/Server 2008/Vista/7/Server 2008 R2/8/8.1/Server 2012/Server 2012 R2

Het verdient aanbeveling de beheerder voor het gebruikte netwerk te raadplegen wanneer u de bestandsserver configureert.
Het aantal gebruikers of clients dat toegang heeft tot een server met Windows Server 2003/Server 2003 R2/Server 2008/Vista/7/Server 2008 R2/8/8.1/Server 2012/Server 2012 R2, is beperkt. Als het maximale aantal gebruikers of clients is bereikt, kan niet langer naar een server met Windows Server 2003/Server 2003 R2/Server 2008/Vista/7/Server 2008 R2/8/8.1/Server 2012/Server 2012 R2 worden verzonden.
In de volgende procedures komen de items op het scherm uit Windows Vista/8. Afhankelijk van uw omgeving krijgt u mogelijk ander items op het scherm te zien.
1
Log in op Windows met beheerdersrechten.
2
Open het venster voor het instellen van de netwerkverbinding.
Windows Server 2003: Open het menu [Start], selecteer [Control Panel] (Configuratiescherm) en klik op [Network Connections] (Netwerkverbindingen).
Windows Vista/Server 2008: Klik in het menu [Start] met de rechtermuisknop op [Network] (Netwerk) selecteer [Properties] (Eigenschappen) klik op [Manage network connections] (Netwerkverbindingen beheren).
Windows 7/Server 2008 R2: Klik in het menu [Start] met de rechtermuisknop op [Control Panel] (Configuratiescherm) selecteer [Network and Internet] (Netwerk en internet) klik op [Network and Sharing Center] (Netwerkcentrum).
Windows 8/8.1/Server 2012/Server 2012 R2: Plaats de cursor in de rechterbovenhoek (rechterbenedenhoek) van het bureaublad selecteer [Settings] (Instellingen) [Control Panel] (Configuratiescherm). Selecteer [Network and Internet] (Netwerk en internet) klik op [Network and Sharing Center] (Netwerkcentrum).
3
Klik op de LAN-naam [Connections] (Verbindingen) klik op [Properties] (Eigenschappen).
Gebruikers van Windows Server 2003/Server 2008/Vista: klik met de rechtermuisknop op het pictogram [Local Area Connection] (LAN-verbinding) selecteer [Properties] (Eigenschappen).
Gebruikers van Windows 7/Server 2008 R2: klik op [Local Area Connection] (LAN-verbinding) [Properties] (Eigenschappen).
4
Selecteer [Client for Microsoft Networks] (Client voor Microsoft-netwerken), [File and Printer Sharing for Microsoft Networks] (Bestands- en printerindeling voor Microsoft-netwerken) en [Internet Protocol (TCP/IP)]/[Internet Protocol Version 4 (TCP/IPv4)] (Internet Protocol versie 4 (TCP/IPv4)).
5
Dubbelklik op [Internet Protocol (TCP/IP)]/[Internet Protocol Version 4 (TCP/IPv4)] (Internet Protocol versie 4 (TCP/IPv4)).
6
Klik in het dialoogvenster [Internet Protocol (TCP/IP) Properties] (Eigenschappen voor Internet Protocol (TCP/IP))/[Internet Protocol Version 4 (TCP/IPv4) Properties] (Eigenschappen voor Internet Protocol versie 4 (TCP/IPv4)), klik op [Advanced] (Geavanceerd) op het tabblad [General] (Algemeen) klik op het tabblad [WINS].
7
Selecteer [Enable NetBIOS over TCP/IP] (NetBIOS via TCP/IP inschakelen) op het tabblad [WINS].
8
Klik herhaaldelijk op [OK] om het dialoogvenster te sluiten.
9
Start de computer opnieuw op wanneer u daarom wordt gevraagd.
10
Bevestig de computernaam.
De computernaam controleren
11
Stel de gebruiker en het wachtwoord in voor het gebruik van de gedeelde map.
1
Open het venster voor het beheren van de computer.
Windows Server 2003: Klik in het menu [Start] met de rechtermuisknop op [My Computer] (Deze computer) selecteer [Manage] (Beheren).
Windows Vista/Server 2008/7/Server 2008 R2: Klik in het menu [Start] met de rechtermuisknop op [Computer] selecteer [Manage] (Beheren).
Windows 8/8.1: Klik met de rechtermuisknop op het startscherm selecteer [All apps] (Alle apps). Klik met de rechtermuisknop op [Computer] of [This PC] (Deze pc) selecteer [Manage] (Beheren).
Windows Server 2012/Server 2012 R2: Plaats de cursor in de linkerbenedenhoek van het bureaublad en klik met de rechtermuisknop op selecteer [Computer Management] (Computerbeheer).
2
Dubbelklik op [Local Users and Groups] (Lokale gebruikers en groepen) voor [System Tools] (Systeemwerkset) in het venster [Computer Management] (Computerbeheer).
Als u Windows Server 2008/Server 2008 R2 gebruikt, dubbelklikt u op [Configuration] (Configuratie) onder [Server Manager] (Serverbeheer).
3
Klik met de rechtermuisknop op de map [Users] (Gebruikers) klik op [New User] (Nieuwe gebruiker).
4
Typ in het dialoogvenster [New User] (Nieuwe gebruiker) de gebruikersnaam in [User name] (Gebruikersnaam) typ het wachtwoord in [Password] (Wachtwoord) typ het wachtwoord opnieuw in [Confirm password] (Wachtwoord bevestigen) klik op [Create] (Maken).
De gebruikersnaam mag niet meer dan 20 alfanumerieke tekens bevatten en het wachtwoord niet meer dan 32 alfanumerieke tekens.
Als u [User must change password at next logon] (Gebruiker moet wachtwoord bij volgende aanmelding wijzigen) selecteert, moet iedere nieuwe gebruiker zijn of haar wachtwoord wijzigen om gegevens vanaf het apparaat te kunnen verzenden. (U kunt het wachtwoord niet via het bedieningspaneel wijzigen.)
5
Sluit het venster [Computerbeheer].
In de Active Directory-omgeving wijken de procedures voor het instellen van gebruikers af van de bovenstaande. Raadpleeg de handleiding van Windows voor meer informatie.
Als de toegang tot een computer waarop een of meer gebruikers zich aanmelden, door de beheerder beperkt is in een Active Directory-omgeving, moet de naam van de computer zijn geregistreerd in de Active Directory. Stel de computernaam in het eigenschappenvenster voor het gebruikersaccount in op "CANON + de laatste 8 cijfers van het MAC-adres van de computer + 00". Als het MAC-adres van de gebruikte computer bijvoorbeeld "00:00:11:22:33:44" is, geeft u "CANON1122334400" op als computernaam.
12
Selecteer de map die u wilt delen in Windows Explorer (Verkenner) of een vergelijkbaar programma klik met de rechtermuisknop op de map selecteer [Properties] (Eigenschappen).
13
Voer de sharenaam in.
Als u Windows Server 2003 gebruikt:
1
Selecteer [Share this folder] (Deze map delen) op het tabblad [Sharing] (Delen) typ de sharenaam in [Share name] (Sharenaam).
2
Klik in het venster [Computer Management] (Computerbeheer) met de rechtermuisknop op [Computer Management (Local)] (Computerbeheer (lokaal)) selecteer [Properties] (Eigenschappen).
Als u Windows Vista/Server 2008/7/Server 2008 R2/8/8.1/
Server 2012/Server 2012 R2 gebruikt:
1
Klik op het tabblad [Sharing] (Delen) op [Advanced Sharing] (Geavanceerd delen).
2
Selecteer [Share this folder] (Map delen) typ de sharenaam in [Share name] (Sharenaam).
14
Stel machtigingen in.
Een gedeelde map maken op een FAT- of FAT32-schijf (als het tabblad [Beveiliging] niet wordt weergegeven):
1
Klik op [Permissions] (Machtigingen).
2
Selecteer in het weergegeven dialoogvenster de gebruikers of groepen die toegang tot de gedeelde map moeten hebben (of voeg de gewenste gebruikers/groepen toe) selecteer in de lijst voor het instellen van de toegangsmachtigingen [Allow] (Toestaan) voor [Change] (Wijzigen) en [Read] (Lezen) klik op [OK].
Een gedeelde map maken op een schijf met het NTFS-bestandssysteem:
1
Klik op het tabblad [Beveiliging].
2
Selecteer de gebruikers of groepen die toegang tot de gedeelde map moeten hebben klik op [Add] (Toevoegen)/[Edit] (Bewerken) selecteer in de lijst voor het instellen van de toegangsmachtigingen [Allow] (Toestaan) voor de toegangsmachtigingen [Write] (Schrijven) en [Read & Execute] (Lezen en uitvoeren), of voor hogere machtigingen.
Schakel [Allow] (Toestaan) in voor [Write] (Schrijven) en [Read] (Lezen), of voor een hogere toegangsmachtiging, om de gegevens in de map toegankelijk te maken.
In de Active Directory-omgeving worden andere procedures uitgevoerd om de beveiligingsinstellingen voor de gedeelde map op te geven. Raadpleeg de handleiding van Windows voor meer informatie.
3
Klik op [OK].

Mac OS X 10.6

Wanneer u de instellingen van uw computer wijzigt, moet u de computer misschien ontgrendelen door op het hangslotsymbool te klikken.
1
Meld u als beheerder aan bij Mac OS X.
2
Stel de gebruiker en het wachtwoord voor het verzenden van de gegevens in.
1
Selecteer in het Dock of het Apple-menu [System Preferences] (Systeemvoorkeuren) [Accounts].
2
Typ in het venster [Accounts] de naam van de gebruiker naar wie u vanaf het apparaat gegevens wilt verzenden via Mac OS X voer het wachtwoord in.
3
Klik op [Show All] (Toon alles) op de knoppenbalk.
3
Start de SMB-service op Mac OS X.
1
Klik op [Sharing] (Delen) in het venster [System Preferences] (Systeemvoorkeuren).
2
Selecteer [File Sharing] (Bestandsdeling)  klik op [Options] (Opties).
3
Selecteer [Share files and folders using SMB (Windows)] (Deel bestanden en mappen via SMB (Windows)).
4
Selecteer het account dat u wilt gebruiken.
5
Voer het accountwachtwoord in klik op [OK]  [Done] (Gereed).
4
Maak een gedeelde map waarnaar de bestanden moeten worden verzonden.
Voorbeeldinstelling:
Maak een map met de naam "SMB_map" (of een naam naar eigen inzicht) in [Go] (Ga) - [Home] - aangemelde gebruikersnaam - [Public] (Publiek)- [Drop Box] (Aflevermap).
5
Stel de toegangsmachtigingen in voor de gedeelde map die u in stap 4 hebt gemaakt.
1
Zorg dat de gedeelde map geselecteerd is en klik op [Get Info] (Toon info) in het menu [File] (Archief).
2
Geef [Sharing & Permissions] (Delen en bevoegdheden) weer.
3
Stel Lezen/Schrijven in voor [Privilege] (Bevoegdheid).

Samba (UNIX/Linux)

Samba 2.2.8a of hoger wordt ondersteund.
In bepaalde omgevingen moet u mogelijk gedetailleerde instellingen opgeven om Samba te kunnen gebruiken. Raadpleeg voor meer informatie de beheerder voor het netwerk dat u gebruikt.
1
Definieer de gebruikers die toegang moeten hebben tot de gedeelde map in Samba en stel de wachtwoorden in.
Meld u op een werkstation aan als superuser stel de gebruikersnaam en het wachtwoord in.
Typ een gebruikersnaam en een wachtwoord van maximaal 32 alfanumerieke tekens.
Als u Windows Vista gebruikt, wordt mogelijk een dialoogvenster weergegeven terwijl u de procedure uitvoert. Voer in dat geval een gebruikersnaam en wachtwoord in. Raadpleeg de handleidingen bij het besturingssysteem voor meer informatie.
0SJY-075