Basisprocedures voor het versturen van faxen

1
Plaats uw fax.
U kunt maximaal 50 documenten in de documentinvoer plaatsen.
2
Druk op [] (FAXEN/KOPIËREN) om over te schakelen naar het scherm voor de faxmodus.
3
Geef indien nodig de scannerinstellingen op.
De instellingen die hier worden ingesteld, zijn alleen van toepassing op de huidige verzendbewerking. Raadpleeg "De standaardfaxinstellingen wijzigen" als u de instellingen wilt toepassen op alle faxbewerkingen.
4
Geef de bestemming op.
Geef bestemmingen op een van de volgende manieren op:
door het invoeren van het faxnummer;
door een snelkeuzetoets te selecteren;
door een code voor verkort kiezen te selecteren;
door een groepsadres te selecteren;
door te kiezen uit het Adresboek;
onder groepsverzending;
Wanneer het scherm voor bevestiging van de bestemming wordt weergegeven:
Druk na het controleren van de bestemmingsgegevens op [OK] om naar de volgende stap te gaan.
Het scherm wordt weergegeven als <Bevestiging Snelkeuze/Kiescode TX> op <Aan> is ingesteld en de bestemming wordt opgegeven met snelkeuzetoetsen of codes voor verkort kiezen.
5
Druk op [] (Start).
Wanneer uw fax in de documentinvoer is geplaatst:
Het scannen wordt gestart. Uw fax wordt naar de bestemming verzonden wanneer de scan is voltooid.
Wanneer uw fax op de glasplaat is geplaatst:
Voer de volgende procedure uit.
(1)
Druk op [] of [] om het formaat van het originele document te markeren en druk op [OK].
(2)
Plaats de volgende pagina op de glasplaat en druk op [] (Start).
Druk op [] (Start) voor elke pagina.
(3)
Als alle documenten volledig zijn gescand, drukt u op [] of [] om <Start verzenden> te markeren en drukt u op [OK].
Uw fax wordt naar de bestemming verzonden.
1358-04K