BELANGRIJK |
Als u Vlakbepaling (Omkaderen) wilt gebruiken in combinatie met de modus Beeldherhaling, dient u eerst de modus Beeldherhaling in te stellen en vervolgens het gewenste vlak te markeren. U kunt slechts één vlak markeren. Als het aangegeven vlak te klein is, kan het kleurenorigineel wellicht worden gescand in de modus Zwart & Wit, ook als de kleurmodus is ingesteld op [Auto (Kleur/Z&W)]. |
N.B. |
U kunt de met de elektronische pen gemarkeerde vlakken wijzigen met de numerieke toetsen. Als u een vlak markeert met de elektronische pen, is het mogelijk dat het vlak niet helemaal nauwkeurig wordt gekopieerd. Gebruik de numerieke toetsen om een vlak nauwkeurig te markeren. |
BELANGRIJK |
U kunt slechts één polygoon (veelhoekig) vlak tegelijk markeren. Het is niet mogelijk gelijktijdig een rechthoekig en een polygoon vlak te markeren. U kunt geen documenten kopiëren of scannen met de modus Vlakbepaling als u uw originelen in de aanvoer plaatst. |
BELANGRIJK |
Controleer of het origineel op de glasplaat ligt. |
BELANGRIJK |
Het is niet mogelijk gelijktijdig een rechthoekig en een polygoon vlak te markeren. |
N.B. |
Om het laatste ingevoerde punt te wissen, drukt u op [Verwijder punt]. (Is er eenmaal een vlak aangegeven [Verwijder punt] dan verandert [Vlak wissen].) Druk op [Vlak wissen] als u een gemarkeerd vlak wilt wissen. Om in te zoomen op een gedeelte van het origineel, drukt u op de keuzelijst Zoompercentage → selecteer een vergroting → druk op [], [], [] of [] om het vlak aan te geven dat u wilt weergeven. |
BELANGRIJK |
Als u [Meerd. punt. inv.] selecteert, kunt u slechts één vlak tegelijk markeren. Een vlak dat is aangegeven nadat [Meerd. punt. inv.] is geselecteerd, kan niet worden gewijzigd met - (numerieke toetsen). |
[Omkaderen]: | Kopieert alleen de inhoud van het gemarkeerde vlak; de rest van het origineel wordt niet gekopieerd. |
[Maskeren]: | Kopieert het origineel en verwijdert de inhoud van het gemarkeerde vlak. |
N.B. |
Als het aangegeven vlak rechthoekig is en u wilt nog andere vlakken aangeven, herhaal dan de stappen 3 t/m 5. Vlakken die al zijn aangegeven, worden samen met het nieuwe vlak weergegeven. Als u een aangegeven vlak wilt aanpassen dat eerder met behulp van de editingpen was aangegeven, drukt u op [Fijn-aanpassing] → [Selecteer punt] tot het scherm verschijnt met het punt dat u wilt aanpassen → druk op [], [], [] of [] om het punt te verplaatsen → druk op [OK] → [Voorbeeld] om het aangepaste vlak te controleren. |
N.B. |
Als de Centreren mode al eerder was aangegeven, zal het scherm Centreren niet verschijnen. De instellingen voor Centreren die zijn aangegeven bij de modus Vlakbepaling worden verwijderd wanneer de vlakinstellingen worden geannuleerd. |
N.B. |
Voor instructies over het invoeren van waarden in inches, raadpleegt u "Basisbewerkingen." |
BELANGRIJK |
Meet het formaat en de positie van het te markeren vlak op het origineel voordat u de volgende stap uitvoert. Meet de XY-waarden eerst vanaf de afbeelding naar de rechterrand en vervolgens naar de bovenrand van het origineel. De machine weet dan precies wat het formaat en de positie van het vlak is. |
[X1]: | De afstand tussen de rechterrand van het vlak en de rechterrand van het origineel. |
[X2]: | De afstand tussen de linkerrand van het vlak en de linkerrand van het origineel. |
[Y1]: | De afstand tussen de bovenrand van het vlak en de bovenrand van het origineel. |
[Y2]: | De afstand tussen de onderrand van het vlak en de onderrand van het origineel. |
N.B. |
Als u een waarde die u hebt ingevoerd, wilt wijzigen, drukt u op [X1], [X2], [Y1] of [Y2] → voor de juiste waarde in met - (numerieke toetsen). Druk op [Controleer vlak] als u het gemarkeerd vlak wilt controleren. |
[Omkaderen]: | Kopieert alleen de inhoud van het gemarkeerde vlak; de rest van het origineel wordt niet gekopieerd. |
[Maskeren]: | Kopieert het origineel en verwijdert de inhoud van het gemarkeerde vlak. |
N.B. |
Om door te gaan met het aangeven van andere vlakken, drukt u op vlakkentoets → herhaal stap 3. Om een vlak opnieuw aan te geven, selecteert u het vlak door op de desbetreffende toets te drukken. Om een aangegeven vlak te wissen, selecteert u het vlak door op de juiste toets te drukken → druk op [Vlak wissen]. Als u voor verschillende vlakken verschillende instellingen wilt gebruiken, selecteer u het vlak door op de desbetreffende toets te drukken → selecteer [Omkaderen] of [Maskeren]. |
N.B. |
Als de Centreren mode al eerder was aangegeven, zal het scherm Centreren niet verschijnen. De instellingen voor Centreren die zijn aangegeven bij de modus Vlakbepaling worden verwijderd wanneer de vlakinstellingen worden geannuleerd. |