druk op <Volgende>.
druk op <Start afdrukken>.
|
Alleen de C7700-serie
Gebruik <-> en <+> in <Voorzijde> in <Uitlijning voorrand (e)> om de waarde in te voeren.
|
Alleen de C5700-serie
Voer de waarde in met behulp van <-> en <+> in <Voorzijde>.
|
<+>
<->
controleer de voorrand van de afbeelding op de achterzijde van de testpagina.
druk op <OK>.
<+>
<->
controleer de afbeelding bij de linkerrand op de achterzijde van de testpagina.
druk op <OK>.

|
1
|
Stel het vergroting-/verkleiningspercentage (%) in voor <Zoom (f)> en <Zoom (d)> op het scherm <Aanpassen beeldpositie>
druk op <OK>.
<Zoom (f)>
Vergroot of verkleint de afbeelding in de richting die evenwijdig loopt aan de invoerrichting en op basis van de ingevoerde verhouding.
<Zoom (d)>
Vergroot of verkleint de afbeelding in de richting die haaks ligt op de invoerrichting en op basis van de ingevoerde verhouding.
Probeer indien nodig opnieuw af te drukken op het proefpaginapapier en controleer daarna de gecorrigeerde afstand.
|

|
1
|
Meet de lengte van de markeringen <f> en <d> op de testpagina.
De standaardwaarden zijn <f> = 360,0 mm en <d> = 250,0 mm.
Als u de testpagina afdrukt op papier dat kleiner is dan 270 mm x 380 mm, kunt u de lengte van <f> en <d> niet meten omdat niet de gehele afbeelding op het papier kan worden afgedrukt. In dit geval berekent u het vergrotings-/verkleiningspercentage door de gemeten lengte van "f/2" en "d/2" te vergelijken met de standaardwaarden (f/2: 180 mm, d/2: 125 mm). Gebruik het berekende percentage om het zoompercentage aan te passen.
|
|
2
|
Druk op <Aanpassen via proefpagina>.
|
|
3
|
Voer de lengte van de testpagina in voor zowel de voor- als achterzijde
druk op <OK>.Als de gemeten lengte van <f> bijvoorbeeld 360,4 mm is, voert u 360,4 in. Het verschil in lengte (0,4 mm in deze situatie) wordt automatisch verkleind, zodat de afbeelding met het juiste formaat wordt afgedrukt.
<f>
Voer de gemeten lengte van de markering <f> op de testpagina in.
<d>
Voer de gemeten lengte van de markering <d> op de testpagina in.
Probeer indien nodig opnieuw af te drukken op de proefpagina en controleer daarna de gecorrigeerde afstand.
|
|
Rechterzijde
|
|||
Invoerrichting
|
Voorrand
|
|
Achterrand
|
|
Linkerzijde
|
|
|
Als de uitlijning van de afgedrukte afbeelding verkeerd is, activeer dan eerst de modus <Onj. uitlijning afb. corrigeren>.
|
<Onj. uitlijning afb. corrigeren>.
|
1
|
Meet de lengte van <i> en <j> op de testpagina.
<i> wordt afgedrukt op de linkervoorzijde van de invoerrichting terwijl <j> wordt afgedrukt op de linkerachterzijde.
Voorbeeld: <i> = 21,0 mm, en <j> = 20,5 mm
Meet de lengte van de markeringen <i> en <j> zoals hieronder is aangegeven.
|
||||
|
2
|
Voer op het scherm <Onj. uitlijning afb. corrigeren> de werkelijke waarden voor <i> en <j> in voor de voorzijde en de achterzijde
<i>
Voer de gemeten lengte van de markering <i> op de testpagina in.
<j>
Voer de gemeten lengte van de markering <j> op de testpagina in.
Als u volgens het voorbeeld een lengte van 21,0 mm voor <i> en 20,5 mm voor <j> instelt, wordt het verschil van 0,5 mm automatisch gecorrigeerd.
|
||||
|
3
|
Druk de testpagina nogmaals af en controleer de beeldpositie
druk op <OK>. |

|
1
|
Controleer de beeldpositie op het uitvoerpapier.
In dit voorbeeld is de lengte van <h> 360,0 mm, de lengte van <i> is 21,0 mm en de lengte van <j> is 20,5 mm.
|
|
2
|
Meet de waarden voor de volgende items en voer deze in
druk op <OK>.Als u de volgende drie numerieke waarden gebruikt, wordt het apparaat automatisch aangepast zodat het afdrukvlak en het papier parallel komen te liggen.
<h>
Voer de gemeten lengte in van de linkerzijde van het afdrukgebied in.
<i>
Voer de gemeten lengte in van de linkerzijde van de voorrand van het afdrukgebied naar de linkerzijde van het papier.
<j>
Voer de gemeten lengte in van de linkerzijde van de achterrand van het afdrukgebied naar de linkerzijde van het papier.
Als u volgens het voorbeeld een lengte van 360,0 mm voor <h>, 21,0 mm voor <i> en 20,5 mm voor <j> instelt, wordt het uitlijningsverschil van 0,5 mm automatisch gecorrigeerd.
|
|
3
|
Maak de afdruk opnieuw en controleer de beeldpositie
druk op <OK>.Herhaal de correctie indien nodig.
|
<OK>.
|
|
Om de totale waarde te herstellen, drukt u op <Herstel Initiële inst.>.
Als er registermarkeringen worden afgedrukt op het uitvoerpapier, is het afdrukvlak gelijk aan het gebied in de registermarkeringen.
|
|
Rechterzijde
|
|||
Invoerrichting
|
Voorrand
|
|
Achterrand
|
|
Linkerzijde
|
|
|
Zorg ervoor dat u de modus <Onj. uitlijning afb. corrigeren> en vervolgens de modus <Vervor. corrig. (Trapezoïde)> opgeeft voordat u de modus <Vervorm. corr. (Paralellogram)> opgeeft.
|
<Vervor. corrig. (Trapezoïde)>.
|
1
|
Meet de lengte van de markeringen <b> en <h> op de testpagina.
De markering <b> wordt afgedrukt aan de rechterzijde en <h> wordt afgedrukt aan de linkerzijde van de invoerrichting.
In dit voorbeeld is de lengte van <b> is 360,0 mm en de lengte van <h> is 355,5 mm.
|
|
2
|
Voer op het scherm <Vervor. corrig. (Trapezoïde)> "250,0" in voor <c> voor zowel de voor- als achterzijde.
|
|
3
|
Voer de waarden <b> en <h> in voor de voor- en achterzijde.
<b>
Voer de gemeten lengte van de markering <b> op de testpagina in.
<h>
Voer de gemeten lengte van de markering <h> op de testpagina in.
Als u volgens het voorbeeld een lengte van 360,0 mm voor <b> en 355,5 mm voor <h> instelt, wordt het vervormingsverschil van 0,5 mm automatisch gecorrigeerd.
|
|
4
|
Druk de testpagina nogmaals af en controleer de beeldpositie
druk op <OK>.Herhaal de correctie indien nodig.
|

|
1
|
Controleer de beeldpositie op het uitvoerpapier.
In dit voorbeeld is de lengte van <c> 250,0 mm, de lengte van <b> is 360,0 mm en de lengte van <h> is 355,5 mm.
|
|
2
|
Meet de waarden voor de volgende items en voer deze in
druk op <OK>.Als u de volgende drie numerieke waarden gebruikt, wordt het apparaat automatisch aangepast zodat het onjuiste afdrukgebied kan worden gecorrigeerd.
<c>
Voer de gemeten lengte van de voorrand van het afdrukgebied in verhouding tot de invoerrichting in.
<b>
Voer de gemeten lengte in van de rechterzijde van de voorrand van het afdrukgebied naar de rechterzijde van de achterrand van het afdrukgebied.
<h>
Voer de gemeten lengte in van de linkerzijde van de voorrand van het afdrukgebied naar de linkerzijde van de achterrand van het afdrukgebied.
Als u volgens het voorbeeld een lengte van 250,0 mm voor <c>, 360,0 mm voor <b> en 355,5 mm voor <h> instelt, wordt het uitlijningsverschil van 0,5 mm automatisch gecorrigeerd.
|
|
3
|
Maak de afdruk opnieuw en controleer de beeldpositie
druk op <OK>.Herhaal de correctie indien nodig.
|
<OK>.
|
|
Om de totale waarde te herstellen, drukt u op <Herstel Initiële inst.>.
Als er registermarkeringen worden afgedrukt op het uitvoerpapier, is het afdrukvlak gelijk aan het gebied in de registermarkeringen.
|
|
Rechterzijde
|
|||
Invoerrichting
|
Voorrand
|
|
Achterrand
|
|
Linkerzijde
|
|
|
Zorg ervoor dat u eerst de modus <Onj. uitlijning afb. corrigeren> opgeeft voor dat u de modus <Vervorm. corr. (Paralellogram)> opgeeft.
|
<Vervorm. corr. (Paralellogram)>.
|
1
|
Meet de lengte van de markeringen <g> en <a> op de testpagina.
De markering <g> wordt afgedrukt aan de linkerzijde van de voorrand en <a> aan de rechterzijde van de voorrand van de invoerrichting.
In dit voorbeeld is de lengte van <g> 20,5 mm en de lengte van <a> is 21,0 mm. Meet de lengte van de markeringen <g> en <a> zoals hieronder is aangegeven.
|
|
2
|
Voer op het scherm <Vervorm. corr. (Paralellogram)> "250,0" in voor <c> voor zowel de voor- als achterzijde.
|
|
3
|
Voer de <g> en <a> waarden in voor voor- en achterzijde
druk op <OK>.
<g>
Voer de gemeten lengte van de markering <g> op de testpagina in.
<a>
Voer de gemeten lengte van de markering <a> op de testpagina in.
Voer naar het voorbeeld 20,5 in voor <g> en 21,0 voor <a>. Het verschil tussen <g> en <a> (0,5 mm) wordt automatisch gecorrigeerd.
|

|
1
|
Controleer de beeldpositie op het uitvoerpapier.
In dit voorbeeld is de lengte van <c> 250,0 mm, de lengte van <g> is 20,5 mm en de lengte van <a> is 21,0 mm.
|
|
2
|
Meet de waarden voor de volgende items en voer deze in
druk op <OK>.Als u de volgende drie numerieke waarden gebruikt, wordt het apparaat automatisch aangepast zodat het afdrukvlak en het papier parallel komen te liggen.
<c>
Voer de gemeten lengte van de voorrand van het afdrukgebied in verhouding tot de invoerrichting in.
<g>
Voer de gemeten lengte in van de linkerzijde van de voorrand van het afdrukgebied naar de voorrand van het uitvoerpapier.
<a>
Voer de gemeten lengte in van de rechterzijde van de voorrand van het afdrukgebied naar de voorrand van het uitvoerpapier.
Voer naar het voorbeeld 250,0 in voor <c>, 20,5 voor <g> en 21,0 voor <a>. Het verschil tussen <g> en <a> (0,5 mm) wordt automatisch gecorrigeerd.
|
|
3
|
Druk de testpagina nogmaals af en controleer de beeldpositie
druk op <OK>.Herhaal de correctie indien nodig.
|
<OK>.
|
|
Om de totale waarde te herstellen, drukt u op <Herstel Initiële inst.>.
Als er registermarkeringen worden afgedrukt op het uitvoerpapier, is het afdrukvlak gelijk aan het gebied in de registermarkeringen.
|