<Onderhoud>
De reinigingsfuncties worden opgesomd en toegelicht. Standaardinstellingen worden aangegeven met een dolksymbool (

).
<Fixeereenheid reinigen (vlekken achterkant papier verminderen)>
<Fixeereenheid reinigen>
Reinig de fixeereenheid nadat een tonercartridge is vervangen of als afdrukken zwarte strepen bevatten.
De fixeereenheid reinigen<ITB reinigen>
<Invoer reinigen>
<Vochtverwijdering>
Als er snelle temperatuurveranderingen optreden in de omgeving van het apparaat, kan condensatie optreden, wat leidt tot vage of 'doorlopende' afbeeldingen en tekst. Selecteer <Aan> om dauwcondensatie in het apparaat te vermijden. Als u <Aan> selecteert, geef dan op of taken moeten worden beperkt.
<Uit> <Aan> <Gebruik faxgeheugenslot>  /<Afdrukken toestaan tijdens proces>  <Gebruik faxgeheugenslot + Afdrukken niet toestaan tijdens proces>/<Afdrukken niet toestaan tijdens proces> |
<Menu>

<Aanpassing/onderhoud>

<Onderhoud>

<Vochtverwijdering>

<Aan>

Controleer het bericht

<OK>

Selecteer het item

<Ja>

|
Als het condens is verwijderd, gaat het afdrukken misschien niet goed, en kan er leeg papier worden 'geproduceerd'. Als u instelt op <Aan>, moet u het apparaat AAN laten om het effect van condensverwijdering te behouden. |
|
De instelling voor <Automatische uitschakeltijd> is niet beschikbaar als <Modus Vochtverwijder.> is ingesteld op <Aan>. |