Tabblad [Geavanceerde instellingen]

U kunt meer gedetailleerde instellingen configureren dan het tabblad [Algemene instellingen], zoals de oriëntatie van het origineel en de dichtheid.

Instellingen voor invoer

[Scanmethode]
Selecteer de methode voor het plaatsen van de originelen en het te scannen oppervlak.
[Formaat origineel]
Selecteer het originele formaat.
[+][-]
[Dikte origineel]
Selecteer de dikte van het in de documentinvoer geplaatste origineel.
[Orig. Stand]
Selecteer de instelmethode voor de oriëntatie van het in de documentinvoer geplaatste origineel.
[Handmatig]
[Instellingen] Dialoogvenster [Standinstellingen origineel]
Voor het handmatig instellen van de toevoerrichting van de in de documentinvoer geplaatste originelen, en de richting voor het openen van dubbelzijdige originelen.
[Type opening dubbelzijdig origineel] kan worden gebruikt als [Invoerlade (dubbelzijdig)] is geselecteerd in [Scanmethode].
[Auto]
Detecteert automatisch de oriëntatie van de originelen. Maar u kunt dit uitsluitend gebruiken met de 32-bits versie van het stuurprogramma.
[Te scannen pagina's]
Geef de te scannen pagina's op van de in de documentinvoer geplaatste originelen.
Als [Opgeven] is geselecteerd, kunt u het aantal origineel-pagina's invoeren in [Pagina's].
Voer bij [Pagina's] bijvoorbeeld "60" in om een dubbelzijdig origineel met 30 pagina's te scannen.
[Type origineel]
Selecteer de geschikte modus voor het type origineel.
[Te scannen gebied]
Geef het scanbereik op met behulp van getallen. De eenheid voor het opgeven van de waarden kunt u veranderen in [Bestand] > [Eenheid].
Bij scannen via de documentinvoer kunt u na het selecteren [Scangebied opgeven] in [Formaat origineel] het scanbereik opgeven met behulp van getallen. Let op: het beginpunt van het opgegeven bereik is het midden van de documentinvoer.
Het beginpunt van de documentinvoer wordt hieronder aangegeven.

Instellingen beeldkwaliteit

[Resolutie]
Stelt de resolutie in. U kunt ook handmatig een getal invoeren, in stappen van één dpi.
De aangesloten apparaten kunnen verschillende instelbare resoluties hebben.
[Kleurenmodus]
Selecteer de kleurenmodus van het origineel.
[+][-]
[Aanp. densiteit]
Past de dichtheid van de afbeelding aan.
Als [Auto] is ingeschakeld, wordt de functie voor het automatisch instellen van de dichtheid aan de apparaatkant gebruikt. Bij gebruik van deze apparaatfunctie worden [Aanp. achtergrond] > [Achtergrond verwijderen] of [Doorslaan voorkomen] ook automatisch aangepast.
[Aanp. achtergrond]
Stelt de beeldkwaliteit van de origineel-achtergrond in als [Auto] niet is geselecteerd in [Aanp. densiteit].
U kunt zodanig aanpassen dat de achterkant van het origineel niet 'doordrukt' of dat de achtergrondkleur niet wordt gescand. U kunt ook de achtergronddichtheid aanpassen.
Eventueel hebben niet alle aangesloten apparaten dezelfde aanpasbare onderdelen.
[+][-]
[Kleurinstellingen] Dialoogvenster [Kleurinstellingen]
Hiermee kunt u helderheid, contrast en gammawaarde voor de afbeelding instellen.
U kunt de instelling gebruiken als [Kleurenmodus] is ingesteld op [Kleur] of [Grijswaarden] of bij het scannen van een kleurenorigineel met [Kleurenmodus] > [Auto (Kleur/Z&W)].
Met [Monitorgamma] kunt u de algemene helderheid aanpassen door de halftinten van de zwartste en witste gedeelten van het origineel te corrigeren (gamma-aanpassing). Dit is handig bij het scannen van foto's en zo die onder- of overbelicht zijn.
[Verwerkingsopties] Dialoogvenster [Verwerkingsopties]
Hiermee kunt u opties voor beeldbewerking instellen, zoals hoe u kaderlijnen bewerkt, en de compressieverhouding.
[+][-]

[Voorbeeld]
Als u een origineel op de glasplaat plaatst, verschijnt het voorbeeld van het origineel met de huidige instellingen.
U kunt ook het scanbereik in het voorbeeldgebied opgeven. Het scanbereik wordt weergegeven met stippellijntjes.
Deze functie kan worden gebruikt als [Glasplaat] is geselecteerd in [Scanmethode] en iets anders dan [Auto] is geselecteerd in [Formaat origineel].
[Scannen]
Scant het origineel met de huidige instellingen.

Verwante onderwerpen